1 Nieuws

Beste Lotgenoten

De titel van dit verhaal zou de aanhef kunnen zijn van de troonrede van de VvLS. Ware het niet dat de VvLS geen koninkrijk is, en wij al helemaal niet op een troon zitten, maar juist naast het slachtoffer staan. De tekst slaat wel op het lotgenotencontact. De VvLS organiseert met enige regelmaat contacten tussen slachtoffers. Dit is niet altijd even gemakkelijk. Ten eerste moeten de slachtoffers bij elkaar passen en ten tweede moeten ze willen praten met anderen over wat hen is overkomen. Het belangrijkste is wel dat het moet klikken.

Toch heeft de VvLS nu meer te bieden op het gebied van lotgenotencontact en wel via de digitale snelweg. Op de site www.whiplash–informatie.net kun je je als slachtoffer aanmelden voor lotgenotencontact via zo genaamde e-mail lijsten. Via deze lijsten kun je vragen of problemen melden aan de overige leden van een lijst. Ook kan je jouw tips of antwoorden geven op vragen of problemen van anderen. Op dit moment zijn er drie e–maillijsten actief. Zo is er een lijst die heet whiplashlotgenoten info. Dit is een lijst waar je met je vragen en problemen terecht kan. Verder is er een lijst die heet whiplashlotgenoten. Dit is meer een soort babbelbox waar je van alles op kwijt kunt maar vooral onder elkaar bent. En er start binnenkort een e–maillijst voor partners van slachtoffers. Dit is een groep die vaak vergeten wordt, terwijl ook de partners van slachtoffers veel behoefte hebben om ervaringen met anderen te delen. Partners van slachtoffers krijgen door een ongeval vaak met een heel ander persoon te maken dan de persoon die ze kenden voor het ongeval. De stemming van het slachtoffer verandert en dingen die vanzelfsprekend waren en vanzelf gingen, zijn na een ongeval vaak helemaal niet meer vanzelfsprekend. Het slachtoffer krijgt veelal genoeg hulp, terwijl de partner er alleen voor staat. Om die partners te steunen is er daarom nu een nieuwe e–maillijst.

Dan was er natuurlijk op de derde dinsdag in september de echte troonrede. Deze beloofde ons zoals bekend sombere tijden. Met name voor de gehandicapten, de chronisch zieken en de uitkeringgerechtigden wordt het er niet veel beter op. De vakorganisaties kondigen harde acties aan. De algemene beschouwingen warden uitgesteld, de regeringspartijen blijken een nieuw voorstel te hebben, en ook de oppositie heeft nieuwe plannen. De plannen van oppositie zijn voor de groep mensen in de lagere klasse het beste. Echter, welke voorstellen er doorgang zullen vinden en wat er geschrapt zal warden is bij het ter perse gaan van dit blad nog onduidelijk. En bovendien warden de juiste getallen en begrotingen pas bekendgemaakt in de begrotingsdebatten per ministerie later dit najaar.

Toch is er ook goed nieuws. De economie trekt weer enigszins aan. Nederland krabbelt van uit een recessie weer omhoog. Of dit zal leiden tot een stop op alle bezuiniging of tot het terug draaien hiervan zal de toekomst ons leren. Maar onze Minister van Financiën ziet licht aan het eind van de tunnel. Voor wie en wanneer is de vraag, maar we gaan gelukkig de goede kant op.

Ard Westerink, Landelijk Coördinator


 

2 Wat doet de

Wat is RSI en wat doet de RSI patiëntenvereniging?

RSI: wat is dat?

RSI staat voor Repetitive Strain Injury. De term RSI is een verzamelbegrip voor pijnklachten die kunnen voorkomen in de nek, schouders, bovenrug, armen, ellebogen, polsen, handen en vingers. Door achterliggende oorzaken functioneren zenuwen, pezen en/of spieren in deze lichaamsdelen niet langer optimaal. Dit kan resulteren in gevoelens van pijn en kramp; en doof, tintelend, vermoeid en/of stijf gevoel; krachtsverlies en een verlies van coördinatie.

Hoe ontstaat het?

Het uitvoeren van veel (korte) repeterende handelingen in combinatie met een statische of belastende houding en krachtuitoefening kan leiden tot RSI. Daarnaast kan ongezonde stress de klachten verergeren. Denk hierbij aan weinig variatie in het werk, een hoge werkdruk, veel overwerk, een slechte werksfeer. RSI is het gevolg van het uit balans zijn van de fysieke belasting en belastbaarheid.

Werkgerelateerde aandoening

Uit onderzoek van TNO Arbeid (2002) blijkt dat bijna 30% van alle werknemers in Nederland te maken heeft met RSl–klachten. Dit kan variëren van lichte klachten die nauwelijks van invloed zijn op iemands werk, tot ernstige klachten die kunnen leiden tot uitval en arbeidsongeschiktheid.

Risicogroepen

RSI komt veel voor bij beeldschermwerkers, zoals mensen uit de IT–branche, studenten en administratief werkend personeel. Maar ook andere beroepsgroepen kampen met RSI. Denk hierbij onder andere aan kappers, slachters, musici en metselaars.

Wat te doen bij klachten?

Neem klachten in een vroeg stadium serieus. Je lichaam geeft een signaal en het is van belang daar gehoor aan te geven. Een eerste stap is het zorgen voor voldoende afwisseling en micropauzes in je werktaken. Wanneer de klachten aanhouden of verergeren is het raadzaam om naar je huisarts te gaan. Deze kan je doorverwijzen naar behandeltherapieën.

Als Mensendieck, Cesar– of fysiotherapie. Zoek naar oorzaken en pak ze aan. Licht je werkgever tijdig in. Samen kunnen gekeken worden naar het aanbrengen van meer variatie in werkzaamheden, het zorgen voor tijdelijk ander en minder belastend werk, en het creëren van een ergonomisch verantwoorde werkplek. Let ook op je werkplek thuis.

Gaat het over?

Meestal wel. Vaak blijkt een combinatie van gedoseerde rust en beweging, houding– of oefentherapie en ondersteunen de behandelingen effectief. Bij 20% van de mensen ontwik kelen de klachten zich tot een chronische aandoening, 80% van de mensen met klachten herstelt. Herstel van RSI kost veel tijd, en vereist daarnaast geduld en discipline.

De RSl–patiëntenvereniging

De RSl– patiëntenvereniging is opgericht in 1995. De vereniging is onafhankelijk en behartigt de belangen van patiënten door:

Het geven van persoonlijke voorlichtingen het informeren van bedrijven, overheid en onderwijsinstellingen; Het bieden van contactmogelijkheden met RSl- ervaringsdeskundigen d.m.v. telefoondiensten, huiskameravonden en regiobijeenkomsten; Het bevorderen van onderzoek naar RSI; Het actief onderhouden van contact met artsen, (fysio)therapeuten, ergonomen, werkgevers, scholen, universiteiten en de overheid.

Waarom deze vereniging?

Het werk van de vereniging heeft er onder meer toe geleid dat RSI onder de aandacht is gebracht van werkgevers en werknemers. Daarnaast richt de vereniging zich op kinderen, scholieren en studenten die nog niet aan het arbeidsproces deelnemen, maar die door veelvuldig beeldschermgebruik eveneens tot risico groepen behoren. Met meer leden staat de vereniging sterker in overlegsituaties met werkgevers, vakbonden, verzekeraars en overheid. Daarnaast geven zij het verenigingsblad ‘Het Handvat’ uit met actuele informatie over RSI, ontwikkelingen, bijeenkomsten en activiteiten. Ook kun je deelnemen aan regionale huiskameravonden om jouw ervaringen met anderen te delen. Je kunt je aanmelden via de website of telefoonnummer 033 – 463 32 89.

www.Rsi–vereniging.nl

De website van de vereniging biedt veel objectieve en actuele informatie over RSI. Ook is er de RSl– lijn voor mensen met RSl- klachten en voor hun directe omgeving: partners, familie en vrienden. Voor inhoudelijke vragen, support of het uitwisselen van tips en ervaringen zijn de deskundigen van de RSl– patiëntenvereniging op werkdagen bereikbaar via telefoonnummer 0900–774 54 56 of 0900–RSILIJN (10 euro­ cent/min).


 

3 3VO

Kinderen vaak dodelijk verongelukt in het verkeer

Het aantal verkeersdoden is in 2003 gestegen met 2%, van 1066 naar 1088. Deze stijging vindt 3VO een alarmerende ontwikkeling, temeer daar de stijging zich voor een flink deel onder de kwetsbare weggebruikers voordoet. Het aantal kinderen in de leeftijd tot 12 jaar dat omkwam in het verkeer, is in 2003 verdubbeld.

Zowel het aantal doden in 30 km zones (van 27 in 2002 naar 43 in 2003) als het aantal slachtoffers onder kinderen tot 12 jaar (van 19 in 2002 naar 42 in 2003) is fors gestegen. 3VO is van mening dat handhaving van de bromfietsleeftijd mensenlevens kost.

3VO vindt het onbegrijpelijk dat minister Karla Peijs van Verkeer en Waterstaat plotseling afziet van een verhoging van de leeftijd waarop jongeren brommer mogen rijden van 16 naar 17 jaar. De noodzakelijke maatregelen voor deze zeer kwetsbare weggebruikers blijven daardoor helaas beperkt tot een (praktisch) brommerrijbewijs, een puntenstelsel en een kentekenplaat voor brom– en snorfietsen tegen het opvoeren.

Door de leeftijdsgrens te verhogen naar 17 jaar voor jonge brom– en snorfietsers zou het aantal dodelijke slachtoffers halveren; van 28 naar 13 per jaar. Nu de leeftijdsgrens 16 jaar blijft, zullen er 750 gewonden meer vallen dan wanneer de leeftijdsgrens opgetrokken zou warden naar 17 jaar. Met het intrekken van haar voorstel heeft de minister de kans op een aanmerkelijke verbetering van de verkeersveiligheid gemist. Die reden deed 3VO zelfs kiezen voor een brommerleeftijd van 18 jaar omdat dan de winst bestaat uit 50 dodelijke slachtoffers minder en 1.800 ernstig gewonden minder per jaar. 3VO betreurt het dat de minister het niet op een debat in de Tweede Kamer wilde laten aankomen en nu al is gezwicht voor tegenargumenten van Tweede Kamerfracties en het bedrijfsleven. Ze heeft haar ‘Plan 17’ niet voor niets anderhalf jaar met verve verdedigd en het zelfs opgenomen in haar agenda voor het Nederlands Voorzitterschap van de Europese Unie dat deze maand is ingegaan. Dat er voor een hogere leeftijdgrens van brom– en snorfietsers geen draagvlak zou zijn, wordt door 3VO krachtig bestreden. Niet alleen 3VO, maar ook organisaties als de Stichting Wetenschappelijk Onderzoek Verkeersveiligheid SWOV en de Fietsersbond willen een hogere leeftijdsgrens. Bovendien blijkt uit een recente representatieve steekproef van V&W onder de Nederlandse bevolking dat 62 % voorstander is van een brommerleeftijd van 17 jaar. In beide gevallen om kwetsbare weggebruikers.

Het aantal verkeersdoden is na vier jaar van regelmatige daling weer aan het stijgen. Hierbij komt dat er ook in het hoge aantal ernstig gewonden weinig verandering komt. Kijkt d naar een langere periode, is er sprake van een gemiddelde daling van 3 % per j aar. Om op 900 doden in 2010 te komen moet die daling van 3% zich elk jaar doorzetten. De minister zal alle zeilen bij moeten stellen om haar doelstelling van maximaal 900 doden in 2010 te realiseren (de komende 6 jaar jaarlijks nog enkele dergelijk 200 doden minder).

3VO constateert dat ondanks allerlei getroffen maatregelen het aantal verkeersslachtoffers onacceptabel hoog is. De strijd tegen de onveiligheid moet daarom worden voortgezet met extra aandacht en drastische maatregelen.

Exacte oorzaken voor de stijging zijn nog onduidelijk maar volgens 3VO onder andere te wijten aan het uitblijven van nieuwe verkeersmaatregelen zoals meer en beter ingerichte 30– en 60 km zones, maatregelen voor de bromfiets (verhoging leeftijd, kenteken en praktijkrijbewijs) en een puntenrijbewijs. Naast de invoering van deze maatregelen pleit 3VO voor een lagere alcoholgrens voor alle rijbewijsbezitters (0,2 promille) en extra aandacht voor educatie en voorlichting.


 

4 Boekbespreking

Letselschade en fiscus

Voor mij ligt een boek met als titel Letselschade en Fiscus, Enige fiscale aspecten van de vergoeding van letselschade, mede in het licht van de Wet IB 2001. Het boek is een uitgave uit 2002 van de Stichting Personenschade Instituut van Verzekeraars (PIV).

Het boek openslaand blijken die ‘enige fiscale aspecten’ maar liefst 372 pagina’s te omvatten volgeschreven door acht zeergeleerde heren. Let echter vooral op dat woordje ‘enige’ want huiver met mij over een boek met ‘alle fiscale aspecten’. Een boek over dit laatste onderwerp zal echter wel nooit geschreven worden want er is in fiscusland geen ‘eens en voor altijd’. Het is allemaal in beweging. De tijd dat je kon zeggen dat je over schadevergoeding geen belasting hoefde te betalen is voltooid verleden tijd.

Bij schade en belasting gaat het om de vraag wat een slachtoffer van het door hem of haar als schadevergoeding ontvangen bedrag moet afstaan aan de fiscus. Haast me te zeggen dat niet enkel de fiscus zijn begerig oog op een schadevergoeding laat vallen. Op het moment waarop ik deze bijdrage schrijf, staat met geuren en kleuren in de krant dat wat slachtoffers van de vuurwerkramp in Enschede ontvingen in aanmerking komt voor kortingen op uitkeringen die de gemeente verzorgt. Twee dagen later stond in de krant dat dat toch niet doorgaat. Hoe het afloopt weten we nog niet maar er zijn kapers op de kust.

Ik weet nog goed dat ik als aankomend schaderegelaar het volgende meemaakte. Als ongevalgevolg had iemand voor de rest van zijn leven, geschat op dertig jaar, orthopedisch schoeisel nodig. Daarbij werd uitgegaan van een tweejaarlijkse eigen bijdrage. Je kunt dan berekenen, kapitaliseren heet dat, hoeveel je aan het begin van die dertig jaar moet betalen om ervoor te zorgen dat de pot leeg is helemaal aan het eind. De looptijd heet dat. Daarbij mag je rekening houden met de rente die iemand ontvangt gedurende die looptijd. Het slachtoffer gaf keurig de gerealiseerde rente op aan de fiscus. Over die rente was hij belasting verschuldigd. Dit veroorzaakte dat hij tekort kwam. Ik heb dat uitgezocht. Toen bleek dat de fiscus zich niet verdiept in de herkomst van de rente. Er is rente ontvangen en daarover moet belasting worden geheven. Iemand ontvangt laat ik zeggen € 50.000,– smartengeld wegens blijvende invaliditeit als ongevalgevolg. Zet bijvoorbeeld € 30.000,– weg tegen een bepaalde rente. Over het bedrag zelf hoeft hij geen belasting te betalen, over de rente wel. De fiscus is onverbiddelijk en voert gewoon de wet uit. Wetten en emoties zijn een moeizaam tweetal. Begin er zelf niet aan. Niemand kan advocaat zijn in zijn eigen zaak. Ga naar een kundig belastingman, breng het ter sprake in het contact met de belangenbehartiger.

Ik blader het boek door. Vergoedingen voor bijvoorbeeld beschadigde kleding, huishoudelijke hulp, een kapotte fiets of auto, materiële schade in het jargon; geen angst voor de fiscus. Anders ligt dat met een vergoeding voor inkomstenschade in de toekomst, de zogenoemde vermogensschade. Briljant student in zoiets als Bedrijfskunde of Fiscaal Recht. Komt als ongevalgevolg in een rolstoel terecht en kan net met de kin een zendertje bedienen om een deur open te krijgen. Hij is blijvend 100% arbeidsongeschikt. Wat zou hij zonder ongeval verdiend hebben? Die vraag kan enkel beantwoord worden door te kijken naar de loonontwikkeling van een vergelijkbaar gezond iemand.

Met veel touwtrekken ontstaat overeenstemming over een bedrag. De fiscus zou kunnen redeneren dat het gaat om loon en dus loonbelasting kunnen heffen. Die vlieger gaat niet op omdat in fiscusland een concrete bron voorop staat. Een concrete bron is inkomen uit arbeid, rente over een kapitaal enzovoort, maar een bedrag dat ontstaat door een schatting van toekomstig loon mist de concreetheid die de wet vereist. De Hoge Raad, ons hoogste rechtscollege, heeft al eens uitgesproken dat een berekening van een schadevergoeding wegens loonderving aan de hand van concrete loontabellen nog niet oplevert dat daardoor een concrete bron ontstaat. En zo is het maar net, mag je dan denken.

De uitvoeringspraktijk kennende weet ik dat een betalende verzekeraar woorden als loon en inkomen angstvallig vermijdt. Hij vergoedt geen toekomstige loonschade maar geeft een vergoeding voor het feit dat iemand als ongevalgevolg niet in staat is een inkomen te verwerven. Verlies aan arbeidsvermogen heet dat. De fiscus weet daar uiteraard alles van maar er is een concrete bron of er is geen concrete bron.

Enigszins verwant met dit alles is de volgende situatie. Een timmerman en een metselaar werken samen in een BV. Zij delen lief en leed, de lusten en de lasten. Alles samen. Aan het eind van het boekjaar verdelen ze de winst in gelijke helften. Dat staat ook zo in het contract. Nu valt de timmerman door schuld van derden een half jaar uit, zit met zijn been op een stoel. De omzet daalt, de kosten nemen toe omdat er een vervanger moest worden ingehuurd met als gevolg dat de bedrijfswinst fors daalt. De gewonde firmant kan op grond van het contract de helft krijgen van de door zijn afwezigheid sterk verlaagde winst. Contract is nu eenmaal contract. Hij kan met succes tegen de verzekeraar van de schuldige veroorzaker betogen dat de winst zonder ongeval beduidend hoger zou zijn geweest. Hij kan aanspraak maken op de helft van het verschil tussen winst zonder ongeval. De niet gewonde firmant echter niet want hij heeft geen vorderingsrecht omdat volgens de wet nu eenmaal enkel de gewonde een vorderingsrecht heeft. Hij lijdt schade maar krijgt niks vergoed. Dat is een zure zaak. Verstandige firmanten sluiten daarom met elkaar een contract af waarin staat dat zij lusten en lasten delen maar als een van hen uitvalt door schuld van derden dan vervalt alles. Hij heeft dan recht op de helft van de winst zonder omzetverlies of kostenstijging door het uitvallen van zijn partner. De gewonde partner heeft een vorderingsrecht ter zake van die andere helft en daarmede is hij teruggebracht in de toestand van voor het ongeval. De kern is dat iemand recht heeft op schadevergoeding die hem terugbrengt in de toestand als ware er geen ongeval gebeurd. Dit klinkt ingewikkeld maar als ongevalgevolg het wiel van een fiets krom is en er wordt een gaaf wiel voor teruggezet dan is iemand weer in de situatie van voor het ongeval.

Verder bladerend in het boek komen personen en instituten die het slachtoffer omringen in beeld. Hoe zit het met kinderen van een overleden slachtoffer? Zij hebben een eigen vorderingsrecht, kunnen dus aanspraak maken op het bedrag dat de overledene aan hen zou besteden. En dan is de brandende vraag, wat doet de fiscus?

Wat doet de fiscus? Zelf heb ik goede ervaringen door het gewoon te gaan vragen. Ik kreeg een aanslag die mijn levenslust sterk aantastte. Ik heb alle moed bijeengeraapt en een afspraak gemaakt met diezelfde fiscus. Nam mijn vrouw mee vanuit een macho standpunt: ik ben niet de enige die niet tegen haar op kwam. Wij deden wel oude kleren aan om te onderstrepen hoe erg we eraan toe waren door die verschrikkelijke aanslag. Het hielp. We kregen koffie met twee klontjes. De fiscus toverde aftrekposten uit zijn hoed, aftrekposten waarvan ik het bestaan niet eens had vermoed.

We gingen rijker bij de fiscus vandaan dan we er kwamen. Ik wil maar zeggen dat het de moeite loont om naar de bron te gaan. Ben je daar geen mens voor, ren dan onmiddellijk naar iemand die ervoor heeft doorgeleerd. Kost misschien wel iets maar het loont de moeite.

Met dank aan de Stichting Personenschade lnstituut van Verzekeraars, in de wandeling het PIV. Het PIV is een instituut opgericht door de verzekeraars met onder andere als doel de schaderegelingpraktijk nauwlettend te volgen en richtlijnen te ontwikkelen met als doel eenheid, voorspelbaarheid en het uitbannen van wildgroei bij de maatschappijen.

Verwant met deze problematiek is hoe het zit met schadevergoeding en regelingen die een gemeente uitvoert of de sociale verzekeraar. Denk aan WW en de ABW. Hierover een volgende keer meer.

Kees Koonings


 

5 Impressie

Breed Platform Verzekerden en Werk: advies waar je beter van wordt

Harry was vanuit de WAO weer aan de slag gegaan bij een ICT bedrijf. De baan was precies wat hij zocht. Hij deed zijn werk goed, maar het bedrijf kwam in de problemen. Toen Harry er twee jaar werkte werd het bedrijf overgenomen en werd elke medewerker uitgenodigd voor een gesprek over een plek in het nieuwe bedrijf. Daar wachtte Harry een verrassing: de werkgever was geheel op de hoogte van zijn medische geschiedenis, inclusief zijn WAO– verleden. En hoewel de nieuwe werkgever er van overtuigd was dat Harry een goede werknemer was, was er helaas geen plek meer voor hem. Later bleek echter wel dat hij als enige van zijn afdeling niet overgenomen werd.

Harry belde de Helpdesk van het Breed Platform Verzekerden en Werk (BPV&W) om zijn verhaal te doen en na te vragen of het was toegestaan dat de nieuwe werkgever zonder zijn toestemming het dossier had ingezien. Hij was er van overtuigd dat hij wel mee was gegaan naar het andere bedrijf als hij door zijn medische verleden geen (gemeend) financieel risico was geweest voor zijn nieuwe werkgever.

Harry staat met zijn verhaal niet alleen. Jaarlijkse bellen en mailen meer dan 8.000 mensen de Helpdesk van het Breed Platform Verzekerden en Werk. De adviseurs bij de Helpdesk geven informatie en advies over (toegang tot) werk en verzekeringen in relatie tot gezondheid. Dat doen zij met veel kennis en bekeken vanuit het perspectief van de cliënt. Door de telefoontjes zorgvuldig te registreren voedt de Helpdesk vervolgens beleidsmedewerkers met signalen uit de maatschappij. Signalen die weer worden gebruikt om beleid te beïnvloeden, een taak van de overkoepelende organisatie: Breed Platform Verzekerden en Werk.

Het BPV&W is eind jaren tachtig ontstaan uit de patiëntenbeweging, maar houdt zich intussen niet meer direct bezig met belangenbehartiging. Dit is de taak van de afzonderlijke patiëntenverenigingen en koepelorganisaties als CG– raad en NCPF. Het platform zorgt wel voor rapportages en andere informatie die patiënten en consumentenorganisaties voor het eigen beleid kunnen gebruiken. Daarnaast stelt ze haar expertise en kennis beschikbaar voor projecten en publicaties die door genoemde organisaties worden uitgevoerd en gemaakt.

Zo organiseert het platform sinds enige tijd bijeenkomsten cliëntenondersteuning voor medewerkers van patiënten en consumentenorganisaties. In een dag scholing wordt ieder een voorgelicht over de Wet Verbetering Poortwachter of de zaken die komen kijken bij het afsluiten van particuliere ver­ zekeringen.

Naast de Helpdesk biedt het BPV&W ook andere voorlichtingsmiddelen aan. Zo is er voor het algemene publiek een serie brochures uitgebracht, variërend van ‘Wat vertel ik over mijn gezondheid bij een sollicitatie?’ tot ‘Waar loop ik tegen aan bij het afsluiten van een verzekering?’ . Daarnaast brengt het platform regelmatig artikelen waarin een aspect van arbeid, verzekeringen en sociale zekerheid nader wordt toegelicht. Ontwikkelingen gaan snel binnen deze drie thema's en het BPV&W probeert iedereen zoveel mogelijk en vooral zo duidelijk mogelijk op de hoogte te houden.

De site (www.bpv.nl) neemt daarin, naast de Helpdesk, een centrale rol in. Via onze site kunt u alle brochures en artikelen downloaden. U wordt op de hoogte gehouden van de laatste ontwikkelingen en actualiteiten door middel van onze nieuwspagina en onze elektronische nieuwsbrief Breedbeeld. Er zijn aparte gedeeltes voor speciale activiteiten van het BPV&W, zoals het Landelijk Meldpunt Arbodienst verlening, het meldpunt voor klachten over arbodiensten, maar ook voor suggesties hoe de werknemer meer centraal kan staan in de arbodienstverlening. Of het Meldpunt Wet op de Medische Keuringen, waar mensen hun vragen en klachten kwijt kunnen over keuringspraktijken bij een nieuwe baan of particuliere verzekering.

Over verzekeringen krijgt het BPV&W ook veel vragen binnen. Zoals van Sara, die als zelfstandige net een arbeidsongeschiktheidsverzekering heeft afgesloten. Via haar tussenpersoon heeft ze echter een machtiging ondertekend die bij nader inzien veel te uitgebreid is. Haar verzekeraars mochten nu alle informatie opvragen bij haar arts. Ook stond er geen termijn in of over welke aandoening informatie gevraagd zou worden. Sara wilde nu graag weten of ze daar nog wat aan kan doen.

Het platform biedt dus veel informatie over werk, verzekeringen en sociale zekerheid. Informatie waarvoor van essentieel belang is dat die niet alleen up-to-date is, maar ook toegankelijk. En dat het de informatie betreft die de bellers van de Helpdesk en bezoekers van de site nodig hebben. Door gebruik te maken van de input van de bellers en bezoekers kunnen we dat goed in de gaten houden. Zo bieden wij informatie en producten aan die gevraagd worden door de mensen.

De helpdeskadviseurs staan u graag te woord op werkdagen van 12:00–20:00 uur op nummer 020–4800300. Een e–mail sturen kan ook, bezoek daarvoor onze site of maak gebruik van ons e-mailadres helpdesk@bpv.nl


 

6 Wetgeving

Shockschade

Een verkeersongeval heeft niet zelden grote gevolgen. Niet alleen voor degene die aangereden wordt en die daardoor letsel oploopt of soms zelfs overlijdt. Ook omstanders, hulpverleners, familie en vrienden, die met de gevolgen van het ongeluk geconfronteerd worden, kunnen schade lijden. Zij kunnen een psychisch trauma (een shock) oplopen door hetgeen zij van dichtbij meemaken.

Dat is bijvoorbeeld gebeurd bij de Bijlmerramp en de vuurwerkramp in Enschede. Daar is destijds veel aandacht aan besteed en er zijn professionele traumateams ingeschakeld om maatschappelijke en psychische bijstand te verlenen aan slachtoffers. Echter ook bij verkeersongevallen, die in het algemeen wat minder aandacht trekken dan dergelijke grote rampen, maar die helaas wel dagelijks voorkomen, ziet men vaak gebeuren dat personen, die niet direct bij het ongeval betrokken zijn geweest, zo getraumatiseerd raken, dat zij psychische klachten ontwikkelen, zich onder medische behandeling moeten stellen en soms langdurig uit de roulatie raken (arbeidsongeschiktheid etc.).

Kernen die personen in aanmerking voor vergoeding van hun schade, zoals inkomstenderving, kosten van psychische hulp en smartengeld?

Volgens de letter van de wet heeft alleen het directe slachtoffer, dat wil zeggen degene die aangereden werd, recht op schadevergoeding en alle anderen (zogenaamde “derden”) in principe niet. In 2002 heeft ons hoogste rechtscollege, de Hoge Raad, duidelijk gemaakt dat onder bepaalde voorwaarden ruimte bestaat voor toewijzing van een vergoeding van schade, die door anderen dan het directe slachtoffer geleden wordt. De Hoge Raad heeft die mogelijkheid beperkt tot zogenaamde “shockschade” van derden. Om als “derde” in aanmerking te komen voor een schadevergoeding moet volgens de Hoge Raad aan een paar voorwaarden zijn voldaan.

Iemand moet aansprakelijk zijn voor het ontstaan van het ongeval;

Het direct bij het ongeval betrokken slachtoffer moet gewond zijn geraakt of zijn overleden. Dat wil zeggen dat er geen mogelijkheid bestaat om shockschade te claimen, als sprake is van een verkeersongeval waarbij alleen schade aan voertuigen, wegmeubilair of andere zaken ontstaan is. Degene die shockschade claimt, moet getuige zijn geweest van het ongeval zelf of kort na het ongeval de schokkende gevolgen daarvan hebben gezien. Voor het kunnen vorderen van shockschade is dus niet voldoende dat men een psychische shock heeft opgelopen, toen men van het ongeval hoorde of toen men het slachtoffer in het ziekenhuis zag, zelfs niet als men een nauwe band met het slachtoffer heeft. De confrontatie met het ongeval, of kort daarna met de gevolgen daarvan, moet een z6 hevige schok teweeg hebben gebracht, dat sprake is van aantoonbaar geestelijk letsel. In het algemeen wordt deze voorwaarde aldus uitgelegd, dat sprake moet zijn van een psychiatrisch ziektebeeld, dat geconstateerd moet zijn door een gespecialiseerd medicus, zoals bij voorkeur een psychiater. En verder moet dat psychiatrisch ziektebeeld door de confrontatie met het ongeval veroorzaakt zijn en niet door andere oorzaken.

Gelet op deze eisen komen in principe wel voor vergoeding van shockschade in aanmerking:

De toevallige voorbijganger die een ernstig ongeval, waarbij iemand anders letsel oploopt of overlijdt, voor zijn ogen ziet gebeuren; degene die als hulpverlener meteen na een dergelijk ongeval probeert om bijvoorbeeld het slachtoffer uit het autowrak te halen of de hulpverlener die medische hulp biedt; het familielid of de goede vriend die het ongeval ziet gebeuren of die kort na het ongeval ter plaatse komt en de schokkende gevolgen van het ongeval ziet.

Voor al deze personen geldt dat zij door middel van een —als het even kan op schrift gestelde en goed gemotiveerde— diagnose van een psychiater of psychotherapeut moeten kunnen aantonen dat:

Zij daadwerkelijk een in de medische wereld erkend psychisch trauma hebben opgelopen en dat zij daardoor schade lijden. In Nederland bestaat er bij veel mensen grote huiver om, zelfs wanneer men ernstige psychische klachten heeft, naar een psychiater of psychotherapeut te gaan. Het is echter om meerdere redenen verstandig dat wel te doen, wanneer men denkt een psychisch trauma opgelopen te hebben. Allereerst omdat een gespecialiseerd arts heel goed kan hel­ pen bij het verwerken van een dergelijk trauma en het verzachten van de gevolgen daarvan. Ten tweede om een eventuele claim te zijner tijd te kunnen onderbouwen. Opgemerkt wordt hierbij dat van een psychiatrisch ziekte­ beeld (zoals een posttraumatisch stress syndroom) niet snel sprake is, hetgeen de drempel om daadwerkelijk shockschade te kunnen claimen momenteel aanzienlijk verhoogd.

Een lastig probleem is verder dat de Hoge Raad uitdrukkelijk bepaald heeft dat alleen vergoeding kan worden gevorderd van shockschade, die het gevolg is van de confrontatie met het ongeval zelf. De schade die men lijdt vanwege het verdriet om het overlijden of de invaliditeit van een naast familielid of een goede vriend (zogenaamde affectieschade) kan dus niet gevorderd worden. En het is ook niet mogelijk om een claim in te dienen voor schade als gevolg van het feit dat men de psychische druk, verbonden aan het moeten leven met en het verzorgen en verplegen van een zwaar gehandicapt geraakt familielid (echtgenoot, kind etc.) of vriend(in), niet langer aankan. Voor de aan de verzorging en verpleging bestede uren kan op zijn hoogst een in het algemeen relatief bescheiden uurvergoeding gevraagd worden, maar meer dan dat (bijvoorbeeld vergoeding van smartengeld, inkomstenderving etc.) zit er vooralsnog volgens de wet en de Hoge Raad niet in.

Door velen wordt de huidige regeling als onrechtvaardig ervaren. Het is dan ook nauwelijks te bevatten dat bijvoorbeeld de toevallige voorbijganger, die ziet dat een kind wordt aangereden en zeer zwaar gewond raakt, onder bepaalde voorwaarden wel voor een vergoeding van shockschade in aanmerking komt, maar de moeder van het kind, die het ongeval weliswaar niet gezien heeft maar wel dagelijks geconfronteerd wordt met de gevolgen daarvan, niet. Het is verre van uitzonderlijk dat familieleden en vrienden, die bijvoorbeeld de zorg op zich nemen voor een zwaar invalide geworden familielid, in de loop der tijd psychisch afknappen en minder goed gaan functioneren, soms zelfs zodanig dat zij arbeidsongeschikt raken. Daar kan grote schade uit voortvloeien en het “wringt” dat die schade niet verhaalbaar is op de aansprakelijke partij.

Het argument van de wetgever dat het verdriet van het familielid of de vriend(in) niet in geld uit te drukken is, klopt feitelijk slechts deels en het is niet echt overtuigend. Immers de inkomstenderving, die uit de arbeidsongeschiktheid voortvloeit, is wel in geld uit te drukken, evenals de kosten voor noodzakelijke medische hulp. En voor zover het gaat om het in geld uitdrukken van het verdriet (of te wel: het bepalen van de hoogte van het smartengeld), geldt dat het verdriet van de moeder even moeilijk op geld waardeerbaar is, als de shock van de voorbijganger of het letsel van het gewond geraakte slachtoffer. De voorbijganger en het slachtoffer hebben wel een vorderingsrecht, waarom het getraumatiseerde familielid dan niet?

Vanwege de kritiek op het huidige systeem wordt door de wetgever al lange tijd nagedacht over een andere regeling. Volgens een in 2002 gelanceerd, maar mag niet doorgevoerd, ontwerpwetsvoorstel zouden in geval van een overlijdensschade of een ernstige letselschade, de echtgenote of samen wonende partner van het slachtoffer en nader omschreven kring van naasten die samenleven in gezinsverband met het slachtoffer, ieder aanspraak kunnen maken op een vaste smartengeldvergoeding van € 10.000,–. Dit geldt ongeacht de vraag of zij wel of niet met (de gevolgen van) het ongeval geconfronteerd zijn en ongeacht de vraag of zij al dan niet een psychisch trauma hebben opgelopen. Inkomstenderving en onkosten die vaak veel hoger uitpakken dan € 10.000,– kunnen volgens het voorstel niet geclaimd warden.

Als het voorstel ingevoerd wordt, dan biedt dat wel wat meer duidelijkheid. Over de vraag of de regeling “redelijk” te noemen is, kan men twisten. Er zitten ook nog veel losse eindjes aan het voorstel. Zo is niet duidelijk wat “ernstig letsel” is en wat niet. En ook heeft de wetgever niet aangegeven of het mogelijk is om, naast het vaste bedrag van € 10.000,–, eventueel shockschade te claimen op grand van de hiervoor genoemde uitspraak van de Hoge Raad.

Vooralsnog zullen we ons dus moeten behelpen met de huidige wet- en regelgeving. Als u zich afvraagt of u al dan niet in aanmerking komt voor een shockschadevergoeding, dan kunt u met uw vragen terecht bij een gespecialiseerde letselschadeadvocaat of een schaderegelingbureau.

Mr. Sietske Banga, advocaat, verbonden aan Hekke/man advocaten & notarissen te Arnhem


 

7 In de praktijk

En daar sta je dan

Aldus de titel van boekje van de hand van Theo Olaf, in zijn tijd een violist van graten faam. Heel humoristisch maar niettemin wortelend in zijn realiteit vertelt hij hoe het is op te treden voor het publiek. Stijf van de zenuwen en doodsbang dat het publiek dat merkt. En dan zijn er altijd onverwachte momenten. De gebroken snaar, iemand zet te laat in, in de zaal gebeurt iets. Theo Olaf, een wonderkind, heeft niettemin hard moeten studeren om een gevierd violist te warden. Studeren voor het onverwachte, het afwijkende kan echter niet.

Hier moest ik aan denken toen ik in gedachten terugging naar mijn eerste schreden op het pad van schaderegelaar. Het aansprakelijkheidsrecht had na tien jaar binnendienst nauwelijks geheimen meer voor me, de opbouw van een schadedossier, allemaal bekend. En daar sta je dan voor het eerst oog in oog met een concreet slachtoffer.

In die moeilijke begintijd was het meteen raak. De behandeling van een dossier op kantoor was niet echt vlekkeloos verlopen. Het slachtoffer had best wat te mopperen. Het slachtoffer gooide mij bovendien op een hoop.

Met de veroorzaker van het ongeval. Wat hij de veroorzaker en de behandelaars op kantoor toewenste, kreeg ik naar mijn hoofd geslingerd. Dat was best schrikken. Mijn mentor was gepokt en gemazeld in de schaderegeling. Hij had in de loop van de tijd een procedé ontwikkeld voor een dergelijke situatie. Hij ging niet in debat. Hij vouwde zijn papieren dicht, keek het slachtoffer doordringend aan en ging als volgt verder. 'Ik heb de schade niet veroorzaakt, ik zit hier op kosten van de verzekeraar die de schade moet vergoeden, ik wil naar beste weten en kunnen met u praten over uw schade, ik begrijp dat er veel verkeerd is gegaan maar ik streef naar een oplossing. Als het u oplucht dan stel ik voor dat u tien minuten de tijd neemt om uw gal te spugen over alles wat buiten mijn wil of invloed is gebeurd en dan gaan we verder met het doel waarvoor ik ben gekomen. Dit hielp.

In het schaderegelingtraject staan twee aspecten tegenover elkaar.

Het ene aspect is dat iemand van de ene op de andere seconde slachtoffer is geworden. Hij heeft daar niet voor gestudeerd, hij kon zich niet voorbereiden, in een keer stond hij daar met, verzin maar iets, een been in plaats van twee. Het slachtoffer komt terecht in een voor hem tot dan toe onbekende wereld. Hij krijgt te maken met de behandelende geneesheer, revalidatiearts, fysiotherapeut, controlerend geneesheer van de arbeidsongeschiktheidsverzekeraar (particulier of wettelijk), de huisarts, de schaderegelaar van de verzekeraar van de schuldige veroorzaker, eventueel de schaderegelaar van de rechtsbijstandverzekeraar en wie weet wat nog meer voor deskundigen. Dat is het andere aspect.

Van deskundigen mag worden verwacht dat zij naar eer en geweten hun werk doen. Trefwoorden: professioneel en emotioneel. Niemand verwacht van een arts dat hij in snikken uitbarst als hij zijn patiënt moet zeggen dat hij hooguit nog een jaar te leven heeft. De relatie met deze patiënt kan zich echter zo ontwikkeld hebben dat de dokter tegen zijn tranen moet vechten. Een slecht nieuws gesprek voeren is erg lastig. Niemand is er blij mee, menigeen ziet er tegenop en stelt het uit. Op een gegeven moment moet het wel en dan kan het slechte nieuws er ineens uitknallen. Wel waar maar niet erg tactisch.

Ik had eens te maken met een vader wiens dochter zeer ernstig gewond raakte in het verkeer. Hoewel zeer ondeskundig op schaderegelinggebied wist hij haarfijn wat de verzekeraar allemaal moest betalen. Ik zei in mijn onschuld ‘u kunt deze zaak beter aan een advocaat voorleggen’, waarop hij uitbarstte: ‘zaak, zaak, mijnheer het gaat over mijn dochter’. Ik heb er veel van geleerd.

Van een deskundige mag worden verwacht dat hij een professionele denkhouding heeft. Een slachtoffer heeft bij wijze van spreken niet de tijd gehad een professioneel denkend slachtoffer te worden. Bij alle begrip moet je soms wel eens keihard zijn. Ik kwam eens bij een eenvoudig man wiens 22–jarige zoon in het verkeer om het leven was gekomen. In het dossier lag een getypte brief van hem waarin fl. € 50.000,– smartengeld werd geëist wegens de dood van de zoon. Terstond bleek dat deze man die brief niet zelf had getypt. Om mijn vraag wie deze brief had geschreven was het antwoord ‘deze brief is niet geschreven maar gedrukt’. Ik zei hem dat smartengeld wegens de dood van een kind helemaal niet bestaat in ons land onder omstandigheden is dat nu anders maar toen nog lang niet en dat hij de brief schrijver op de achtergrond moest vragen met mij contact op te nemen. Na een paar weken kwam er weer een brief zogenaamd namens hem. ‘Contact is nergens voor nodig, de zaak is duidelijk, gaarne overmaken binnen veertien dagen’. Na een eenregelig briefje van kantoor werd er niets meer vernomen.

En daar sta je dan. Al het begin is moeilijk. Geleidelijk aan komt er eelt op de ziel. Toch, de ouders van een omgekomen kind bezoeken is heel moeilijk, vooral als je zelf een kind hebt in die leeftijd. Een schaderegelaar is ook maar een mens. Ik heb menigmaal een slachtoffer in de armen van een advocaat gedreven omdat het gewoon emotioneel te belastend was rechtstreeks met hem te praten. Wat dit betreft is de situatie nu heel anders.

In mijn begintijd, de jaren zestig, kwam het nauwelijks voor dat een slachtoffer werd bijgestaan door een belangenbehartiger. Heden ten dage is een slachtoffer zonder belangenbehartiger een uitzondering. Dit heeft een achtergrond. Het is heel lang in Nederland zo geweest dat enkel in een gerechtelijke procedure de advocaat een vergoeding toegewezen kreeg door de rechter gebaseerd op een puntenstelsel met een doorgaans te lage uitkomst. Schikte hij de zaak met de verzekeraar buiten de rechter om, in der minne heet dat, dan was er geen formele regeling. Het slachtoffer moest zijn advocaat zelf betalen (lees: ontving eigenlijk minder dan hem toekwam). Ongeveer vijftien jaar geleden moest de rechter oordelen in een zaak waarin een verzekeraar weigerde de kosten van de belangenbehartiger te betalen. Deze had de schade in der minne geregeld met de verzekeraar van de aansprakelijke veroorzaker. Het slachtoffer vond het onredelijk dat hij die kosten niet vergoed kreeg want het ging om een ingewikkelde materie, letsel, en daar moet je verstand van hebben. Dat had hij niet dus moest hij noodgedwongen een deskundige in de arm nemen. De rechter bleek gevoelig voor dat argument, wees het bedrag toe en sindsdien behoren de kosten van — u leest het goed — buitengerechtelijke rechtsbijstand tot de schade die het slachtoffer lijdt.

Sindsdien is er een heuse bedrijfstak ontstaan, de verhaalsindustrie. Uiteraard deed deze uitspraak van de rechter het nodige stof opwaaien. Toen die eenmaal bezonken was kwamen er normen. Men spreekt over de dubbele redelijkheid. Het eerste deel is dat het redelijk moet zijn dat iemand een belangenbehartiger in de arm nam. Bij letsel wordt dat al gauw redelijk gevonden, hoewel: als de hond van de buren een stuk van je broek meeneemt en een klein wondje veroorzaakt is het niet redelijk naar een belangenbehartiger te hollen die € 120,– per uur vraagt. De andere helft van de dubbele redelijkheid slaat op de hoogte van de declaratie. Met dubbel krijt schrijven is uit den Boze en er moet een redelijke verhouding zijn tussen het schadebedrag en de hoogte van de declaratie. In de praktijk wordt aangehouden dat de kosten van de belangenbehartiger niet meer dan 15% van het schadebedrag mogen uitmaken. Er zijn wel uitzonderingen. Heel apart is de volgende situatie. Iemand raakt betrokken bij een ongeval. Hij krijgt klachten waarvan de vraag mag rijzen of die iets met het ongeval hebben te maken. Kan wel, kan ook niet. Dit moet worden onderzocht. Dat kost geld. Is uiteindelijk de uitkomst dat de klachten niet door het ongeval zijn veroorzaakt dan moeten die kosten toch worden vergoed. (Voor insiders: HR 11–07-2003) Ten slotte iets aparts. Als gezegd bestaat er een verhaalsindustrie in ons land. Het is een klein wereldje waarin iedereen aan weerszijde van de streep elkaar wel kent. Er ontstaat makkelijk een camaraderie, een Old boys network. Dat ontstaat gewoon en houdt beslist niet in dat een slachtoffer er slechter van wordt, integendeel! Onderhandelaars van vakbonden en werkgevers slaan elkaar ook niet de hersens in. Er ontstaat begrip voor de positie waarin de ander verkeert en dat is niet verkeerd. Toch is het oppassen geblazen. Een slachtoffer staat buiten dat wereldje. Hij ziet tot zijn verbijstering dat zijn belangenbehartiger en de vertegenwoordiger van de aansprakelijke verzekeraar samen bij hem binnenstappen, dat ze elkaar bij de voornaam noemen, zelfs andere zaken bespreken in zijn bijzijn, dat ze samen weggaan en op de stoep nog een tijd aan de praat zijn met elkaar. Zo hoort het niet zeg ik tot mijn vakgenoten via dit medium.

Kees Koonings


 

8 Column

Nog velen jaren!

Als je jarig bent, wordt je door alle vrienden en familieleden die het goed met je voor hebben, nog vele jaren en een lang leven toegewenst; soms wordt dit je zelfs toegezongen. Toch is het maar de vraag of je er echt blij mee moet zijn als die wens uitkomt. Anders gezegd: iedereen wil oud worden, maar niemand wil oud zijn! Zeker als je dan hulpbehoevend bent en extra zorg nodig hebt, is oud zijn immers lang niet altijd benijdenswaardig. Overigens: hoewel ik zelf zowel tot de categorie ouderen als tot de categorie hulpbehoevenden behoor, zit ik hier zeker niet mijn eigen klaagzang te zingen, want mijn vrouw die in dezelfde situatie verkeert als ik, en ik kunnen ons, vooral door de belangeloze inzet van onze kinderen, familie en vrienden nog heel redelijk behelpen. Het gaat me meer om het van overheidswege wegbezuinigen van allerlei zorgvoorzieningen, zowel voor ouderen als voor jongeren.

Wat die laatste categorie betreft, werd ik onlangs getroffen door de problematiek van de ongewenst zwangere vrouwen voor wie anticonceptie en abortus niet meer in hun bereik liggen, nu er ook daarop bezuinigd blijkt te worden. Er werd daarbij onder andere opgemerkt dat deze vrouwen die veelal tot de inkomensminima gerekend moeten worden bij de keuze tussen het zelf bekostigen van dit soort zaken en het kopen van voedsel (soms ook nog voor andere al aanwezige kinderen) kiezen voor het laatste. Schrijnend lijkt me! Om nog even terug te keren tot de ouderen: zij worden alom door de maatschappij aangemoedigd om, ondanks eventuele ziekte of invaliditeit, zo goed mogelijk mee te blijven functioneren, bijvoorbeeld als vrijwilliger. Tegelijkertijd wordt er op de mogelijkheden daartoe bezuinigd door te snijden in vervoersmogelijkheden en door de aanschaf van eigen mobiliteitsapparatuur, zoals scootmobielen en rollators te bemoeilijken. Om nog maar te zwijgen van de bezuinigingen op de vergoedingen voor fysiotherapie e.d.

Ik wil beslist niet alles op de rekening van onze Minister van Financiën Gerrit Zalm zetten, al werd hij onlangs in een kranteninterview door vakbondsbestuurders wel als de werkelijke baas van Nederland aangeduid. Ik begrijp overigens ook best dat de heer Zalm voortdurend worstelt met de vraag: “hoe betaal ik het allemaal?” Het gaat mij eigenlijk meer om een mij verontrustende mentaliteitsverschuiving. Voor velen maken ouderen en zorgbehoevende in het algemeen geen vanzelfsprekend deel meer uit van onze samenleving, maar zijn ze alleen maar lastig en kosten ze teveel geld. Ik kan daar alleen maar de hierboven al gedebiteerde uitspraak “iedereen wil oud worden, maar niemand wil oud zijn” tegenover stellen, aangevuld met de opmerking, dat (bijna) niemand uit vrije wil kiest voor een situatie, waarin hij of zij van extra zorg afhankelijk is! Hoe beschaafd een volk echt is, kan mijns inziens afgelezen worden aan de wijze, waarop het met de hier bedoelde categorieën medemensen omgaat!

Han Janson

Bewaarnummer 14 − Oktober 2004