1 Voorwoord redactie

Doorgaans bevat het Letseljournaal een interview met een letselschadeslachtoffer. Ook voor deze uitgave heeft het Letseljournaal een slachtoffer geïnterviewd voor een ervaringsverhaal. Helaas was mevrouw zo ziek en overbelast dat ze geen finale terugkoppeling op en goedkeuring aan het artikel kon geven. Haar letselschadezaak loopt al enkele jaren en deze is haar afgelopen maanden even te veel geworden: haar gezondheid, de verzekeraar, haar bevoorschotting, de onzekerheid… Dit maakt weer extra duidelijk hoeveel steun en begrip letselschadeslachtoffers kunnen gebruiken, zelfs (of juist vooral) jaren na het ongeval. De VvLS wenst mevrouw komende tijd erg veel sterkte toe!

Wat u wèl kunt verwachten van dit zomernummer…?

In dit journaal aandacht voor de buitengerechtelijke kosten (BGK) bij rechtsbijstand. Een recentelijk onderzoek brengt aan het licht dat de buitengerechtelijke kosten flink zijn gestegen in de loop der jaren. Momenteel wordt er gemiddeld circa € 185 per uur door belangenbehartigers gedeclareerd. Een prikkel om matig te declareren blijkt niet aanwezig te zijn in letselschadeland. Het Letseljournaal heeft enkele interessante artikelen over dit onderwerp voor u geselecteerd.

Daarnaast kunt u meer lezen over de ontwikkelingen van afgelopen jaren op het gebied van werkgeversaansprakelijkheid voor verkeersongevallen van werknemers. Stel, een werknemer rijdt in zijn eigen auto naar een klant en raakt door eigen schuld betrokken bij een verkeersongeval. Onder welke omstandigheden kan de werkgever aansprakelijk worden gesteld voor de opgelopen schade van deze werknemer? En, waarom? Was dit tien jaar geleden ook al zo? Ga snel naar de volgende pagina om de jurisprudentie erop na te lezen.

Tot slot zijn er zoals u van ons gewend bent oproepjes, tips en actualiteiten die aansluiten op de geselecteerde onderwerpen in deze uitgave.

Geniet van de zomer en veel leesplezier!

 

2 Verkeersongeval Werknemer

Werkgeversaansprakelijkheid voor verkeersongeval werknemer

Medewerkers die bij klanten schade veroorzaken. Afgeleverde producten of diensten die lichamelijk letsel of materiële schade veroorzaken. Of werknemers die het slachtoffer worden van een ongeluk. Het verrichten van arbeid gaat gepaard met een risico op zaak- en personenschade. Indien dit risico zich verwezenlijkt kan de werknemer een beroep doen op het civiele aansprakelijkheidsrecht; hier wordt in toenemende mate beroep op gedaan.

Verkeersongevallen vormen een grensgeval op het gebied van werkgeversaansprakelijkheid. Werk en verkeer gaan steeds vaker samen. Werknemers gaan veelal met de auto naar het werk, werknemers verplaatsen zich steeds vaker tussen werkplekken op verschillende locaties en voor andere werknemers bevindt hun werkplek zich nu eenmaal midden in het verkeer. Verhoogde mobiliteit door deelname aan het verkeer op steeds drukker wordende wegen leidt tot verhoogde risico’s. Zodoende zijn er de laatste jaren veel ontwikkelingen op het gebied van werkgeversaansprakelijkheid voor verkeersongevallen van werknemers. In dit artikel proberen we de complexiteit te belichten en achtergrondinformatie te geven over deze ontwikkelingen aan de hand van de beschikbare jurisprudentie.

Artikel 7:658 BW is het voornaamste artikel op het gebied van bedrijfsongevallen. Het artikel legt de werkgever de verplichting op om de werkplek zodanig in te richten dat de werknemer in de uitvoering van zijn werkzaamheden geen schade lijdt. Echter, dit artikel is voor verkeersongevallen nauwelijks van betekenis. Immers, bij een verkeersongeval is de werkgever niet te verwijten een tekortkoming in de nakoming van zijn verplichtingen zoals omschreven in artikel 7:658 BW. Een verkeersongeval vindt bijvoorbeeld plaats als gevolg van een eigen verkeersfout, een fout van een andere verkeersdeelnemer, een fout van de autoproducent of een hevige storm. Het gaat dus in veel opzichten om risico’s die de werkgever in het geheel niet kan beheersen of verminderen.

Indien een werknemer zijn schade niet op basis van artikel 7:658 BW kan verhalen is het onder bepaalde omstandigheden mogelijk terug te vallen op meer algemeen juridische normen en artikelen. Zo kan de werknemer zich beroepen op de arbeidsgerelateerde variant op redelijkheid en billijkheid (artikel 6:248 lid 1 BW), namelijk goed werkgeverschap (artikel 7:611 BW). Daar waar artikel 7:658 BW eindigt, lijkt inmiddels een steeds ruimere uitleg aan artikel 7:611 BW te worden gegeven om te voorkomen dat de werknemer met arbeidsgerelateerde schade blijft zitten.

Op grond van artikel 7:611 BW wordt de werkgever in toenemende mate aansprakelijk gesteld voor de schade als gevolg van een verkeersongeval van een werknemer. Zo wordt voor deze groep die schade lijdt waar geen andere persoon voor verantwoordelijk kan worden gehouden - zoals bijvoorbeeld eenzijdige ongevallen of ongevallen die geheel aan de schuld van de werknemer zijn te wijten - het goed werkgeverschap als bron van aansprakelijkheid gebruikt.

Deze ontwikkeling is duidelijk zichtbaar in de beschikbare jurisprudentie. Het fundament was gelegd in 1992 in het arrest Schuitmaker/Bruinsma Tapijt BV. Deze zaak betrof een door een werknemer geleden schade aan zijn eigen auto die werd gebruikt tijdens zijn werkzaamheden van het rondbrengen van bestellingen voor de werkgever. De werknemer ontving voor het gebruik van zijn eigen auto een autokostenvergoeding van zijn werkgever.

De Hoge Raad stelt in zijn arrest voorop dat er geen algemene rechtsregel is die inhoudt dat de werkgever aansprakelijk is voor schade aan een zaak van de werknemer zelf die hij gebruikt tijdens zijn werk. Echter, de Hoge Raad oordeelde in 1992 dat de werkgever onder omstandigheden aansprakelijk kan zijn voor schade die de werknemer zichzelf heeft berokkend. De onvermijdelijke afbakeningsproblemen werden reeds voorspeld in de conclusie bij het arrest en in beginsel aanvaard door de Hoge Raad voor het geval dat 'het gebruik dat de werknemer krachtens zijn verplichtingen uit de arbeidsovereenkomst bij het verrichten van zijn taak van zijn eigen zaak maakt, naar de aard van die zaak, zoals zich in het bijzonder voordoet bij een auto, risico’s van ernstige beschadiging van die zaak meebrengt, niet alleen door eventuele fouten van derden, maar ook in samenhang met (...) het ervaringsfeit dat de dagelijkse omgang met dergelijke zaken de gebruiker daarvan licht ertoe zal brengen niet steeds alle voorzichtigheid in acht te nemen die ter voorkoming van ongevallen geraden is.'

Kortom, de Hoge Raad stelt dat in een dergelijk geval, uit het stelsel van het arbeidsrecht voortvloeit, dat de werkgever deze schade dient te dragen. Wel kan het zo zijn dat de toekenning van een autokostenvergoeding 'mede ertoe strekt om eventuele onverhaalbare schaden aan de auto of de premie van een hierop betrekking hebbende verzekering te vergoeden' aldus de Hoge Raad. De essentie van het arrest Schuitmaker/Bruinsma Tapijt is indertijd veelal teruggebracht tot het feit dat de werkgever aan zijn aansprakelijkheid kon ontkomen indien deze kon aantonen dat een kilometervergoeding was gegeven met daarin expliciet een component voor het afsluiten van een cascoschadeverzekering. De volledige omvang van dit arrest en zijn toepassing op letselschade bleek pas in het 2001 arrest Vonk Montage/Van der Hoeven.

Dit arrest betrof een werknemer die bij toerbeurt de bedrijfsauto moest besturen op weg van een klus en die een eenzijdig ongeval veroorzaakte waardoor hij tezamen met zijn collega's gewond raakte.

Van der Hoeven werd samen met een collega door zijn werkgever Vonk uitgeleend aan opdrachtgever Vink voor te verrichten montagewerkzaamheden. Voor het vervoer regelde de opdrachtgever een bestelbusje dat bij toerbeurt werd bestuurd door Van der Hoeven, zijn collega en nog eens twee medewerkers van de opdrachtgever Vink. Op een dag dat Van der Hoeven het busje terugreed naar huis, sloeg het busje over de kop. Bij dit ongeval raakten alle inzittenden gewond. De drie medepassagiers konden hun schade claimen op grond van een WAM-dekking. Van der Hoeven kwam daar als bestuurder en veroorzaker van het ongeval niet voor in aanmerking. Van der Hoeven stelde Vonk primair aansprakelijk op grond van artikel 7:658 BW en subsidiair op grond van artikel 7:611 BW. Daarin oordeelde de Hoge Raad dat onder omstandigheden het goed werkgeverschap uit artikel 7:611 BW de werkgever toch verplicht tot vergoeding van de schade (zowel zaak- als personenschade) ook als de werkgever geen schuld in zin van artikel 7:658 BW is te verwijten.

In de jaren hierna wordt door de Hoge Raad niet alleen de ingeslagen weg bevestigd maar tevens de aansprakelijkheid van de werkgever nog verder uitgebreid, bijvoorbeeld voor niet-gemotoriseerd verkeer. Veelal worden de arresten De Bont/Oudenallen en KLM/De Kuijer in de literatuur nog benadrukt.

In het arrest De Bont/Oudenallen stelt de Hoge Raad dat een werkgever, onder omstandigheden, ook aansprakelijk is voor schade van de werknemer die is ontstaan door een verkeersongeval door eigen schuld tijdens 'niet-normaal' woon-werkverkeer; behoudens opzet en bewuste roekeloosheid van de werknemer en duidelijkheid voor de werknemer dat de onkostenvergoeding al dan niet tevens bestemd was voor het afsluiten van een directe verzekering. De werkgever kreeg namelijk voor dat woon-werkverkeer in zijn eigen auto op grond van de CAO een onkostenvergoeding. Kenmerkend, aldus de Hoge Raad, is dat het hier ging om vervoer krachtens de verplichtingen uit de arbeidsovereenkomst en in het kader van de voor de werkgever uit te voeren werkzaamheden op een andere plaats dan op de werkplek.

In de 2005 uitspraak van de Hoge Raad in de zaak KLM/De Kuijer lijkt de werkgeversaansprakelijkheid wederom verder uitgebreid te zijn. Het betrof een KLM werknemer die als piloot naar Ivoorkust gevlogen en wachtte op zijn terugvlucht. Toen hij een plaatselijke taxi nam om uit eten te gaan, raakte hij betrokken bij een verkeersongeval met dwarslaesie tengevolge. Verhaal op de aansprakelijke bleek praktisch onmogelijk vandaar dat de werknemer zijn werkgever aansprak voor de door hem geleden schade. De werkgever beriep zich er op dat in personeelsinformatie werd gewezen op de mogelijkheid om ongevallenverzekeringen af te sluiten (overigens zonder op de noodzaak daarvan in te gaan).

Volgens het Hof had de werkgever, gelet op het feit dat zij vluchten uitvoert op tal van bestemmingen met tal van risico’s, maatregelen moeten nemen om deze risico’s tot een minimum terug te brengen, althans deze risico’s voor haar rekening moeten nemen, althans effectief moeten waarschuwen voor de risico’s onder de mededeling dat de bijzondere risico’s en de mogelijke gevolgen daarvan voor rekening van de werknemers blijven en onder aanbieding van een adequate verzekering. Aangezien de werkgever in gebreke is gebleken op alle drie punten is zij aansprakelijk voor de schade van de piloot op grond van artikel 7:611 BW. De Hoge Raad bevestigt in het arrest het oordeel van het Hof.

Door deze uitspraak is wel duidelijk dat de vergoedingsplicht van de werkgever niet beperkt is tot gevallen waarin de werknemer tot bepaalde handelingen is verplicht uit hoofde van de arbeidsovereenkomst. De vergoedingsplicht is dus inderdaad verder opgeschoven.

En zo zijn er nog tal van arresten die aangehaald kunnen worden die illustreren dat de Hoge Raad, ten behoeve van een maatschappelijk aanvaardbaar resultaat, namelijk voorkomen dat de werknemer met zijn schade blijft zitten, aansprakelijkheid van de werkgever voor verkeersongevallen baseert op artikel 7:611 BW, voorbijgaand aan de grenzen van artikel 7:658 BW.

 

3 Onderzoek BGK

Michael Faure:

“Tegenover verzekeraars is er geen prikkel om matig te declareren”

Bron: Advocatenblad 2008-9, 20 juni 2008, p.342-343.

Journalist: Tatiana Scheltema

De buitengerechtelijke kosten die belangenbehartigers in letselschade-zaken aan verzekeraars berekenen zijn tussen 2001 en 2006 met bijna een kwart gestegen zonder dat de rechtszoekende van de beste hulp is verzekerd, zegt onderzoeker Michael Faure. Een no win, no fee-systeem is geen verbetering.

Een advocaat of belangenbehartiger die een verzekeraar onder druk zet om in het zicht van een schikking zijn fee te betalen. Of een verzekeraar die laat doorschemeren dat de advocaat alleen op zijn fee kan rekenen als de confrère zijn cliënt overtuigt van de schoonheid van het voorliggend schikkingsvoorstel. 'Het zijn indianenverhalen, we kunnen ze niet staven. Maar het gebeurt,' zegt Michael Faure, bijzonder hoogleraar en wetenschappelijk directeur van het Maastrichts Europees Instituut voor Transnationaal Rechtswetenschappelijk Onderzoek (METRO).

In opdracht van de Stichting Personenschade Instituut van Verzekeraars (PIV) deed Faure onderzoek naar de stijging van uurtarieven van advocaten en belangenbehartigers in letselschadezaken. Hij lichtte 1043 dossiers van verzekeraars Aegon, Delta Lloyd, Fortis/ASR, Univé en ZLM Verzekeringen. In de periode 2001 tot 2006 stegen de tarieven met 24 procent. De bevindingen zijn weinig verrassend, zegt Faure: “Er is voor de belangenbehartiger geen prikkel om met matigheid te declareren. Die redeneert: de verzekeraar betaalt toch wel.”

De uitkomst noopt tot heropening van het debat om ook advocaten op no cure no pay-basis te laten werken. Drie jaar geleden werd een experiment door toenmalig minister Donner van Justitie afgeblazen. Staatssecretaris Albayrak stelde onlangs voor om een systeem van no win, no fee in te voeren, waarbij een belangenbehartiger bij verlies niets verdient, maar een dubbele rekening stuurt als hij wint. Faure: 'Het zou chiquer zijn dan een no cure no pay-systeem. Maar voor advocaten is het niet erg aantrekkelijk. Want als je met dubbele fees werkt, moet je in meer dan de helft van de zaken winnen. Je kunt dus alleen zaken aannemen waarbij de winkans groter is dan vijftig procent. Zoveel van dat soort zaken zijn er niet. Is die kans lager, stel dertig of veertig procent, dan kom je ook met een dubbele vergoeding niet aan je gewerkte uren. Bovendien blijkt uit sociologisch empirisch onderzoek van Malsch en Van Koppen dat advocaten hun winkansen categorisch te hoog inschatten.'

Sneu voor advocaten

De (gedeclareerde) uurtarieven van advocaten liggen gemiddeld ongeveer twintig euro hoger dan die van de niet-advocaten, bleek uit het onderzoek van Faure c.s. Ook blijkt dat de stijging van de uurtarieven in de periode 2001-2006 bij niet-advocaten sterker was dan bij de advocaten. Voor advocaten steeg het gemiddelde met 22,78 procent (van € 158,82 in 2001 naar € 195 in 2006); bij de niet-advocaten bedroeg de stijging in diezelfde periode 25% (van € 140 naar € 175).

In de huidige regelgeving mogen juridische dienstverleners als de PALS Groep hun diensten wél op no cure no pay-basis aanbieden. Faure: 'Advocaten ondervinden daardoor flinke concurrentie van juridische dienstverleners. De cliënt loopt liever zo min mogelijk risico. De subjectieve onzekerheid van de cliënt speelt daarbij een grote rol. Voor hem is niet altijd helder welk risico hij loopt - ook al wordt in 95 procent van de gevallen geschikt. Maar de buitengerechtelijke kosten kunnen alleen op de verzekeraar worden verhaald als de aansprakelijkheid vaststaat. Is dat niet zo, of ontstaat er twist over de aansprakelijkheid van het te betalen bedrag, dan is de kans groot dat hij alsnog de gang naar de rechts moet maken en tot proceskosten wordt veroordeeld. De cliënt zal zijn kansen bij PALS-achtigen altijd veiliger inschatten.

Dat is uit zakelijk oogpunt sneu voor advocaten, maar ook voor de rechtzoekende zélf, meent Faure. 'Van een advocaat kan hij kwalitatief betere dienstverlening verwachten. De advocaat is aan tuchtrecht en beroepscommissies onderworpen waardoor de kwaliteit van dienstverlening is gewaarborgd. Op juridische dienstverleners is nauwelijks toezicht. Iedereen kan zich opwerpen als letselschade-expert. In de huidige situatie worden rechtzoekenden in de armen van alternatieve dienstverleners gedreven. De keuzemogelijkheid van de consument is beperkt.'

De oplossing ligt in de ogen van Faure in het creëren van een level playing field, waarbij advocaten en belangen behartigers volgens dezelfde regels opereren. Faure: 'Peter Langstraat, voorzitter van de Vereniging voor Letselschade Advocaten (LSA), wil afspraken op basis van een model waarin de specialisatiegraad van de dienstverlener en de complexiteit van de zaak meewegen. Met de belangenbehartigers en verzekeraars zou je een convenant moeten sluiten - dat dan wel NMa-proof zou moeten zijn.'

 

In aansluiting op dit artikel publiceerde het Advocatenblad in een vervolgnummer de volgende ingezonden brief van de heer Langstraat.

Bron: Advocatenblad 2008-10, 11 juli 2008, p.388-389. Rubriek: Brieven. Letselschade en buitengerechtelijke kosten II.

In het interview over de vergoeding van buitengerechtelijke kosten in letselschade-zaken (Advocatenblad 2008-9, p. 342-343) wordt prof. Faure als volgt geciteerd: 'Peter Langstraat, voorzitter van de Vereniging voor Letselschade Advocaten wil afspraken op basis van een model waarin de specialisatiegraad van de dienstverlener en de complexiteit van de zaak meewegen.' Dit behoeft nuancering.

In september 2007 ben ik geïnterviewd door prof. Faure, waarvan het verslag is te vinden in zijn rapport Honoraria van belangenbehartigers in letselschadezaken, dat afgelopen januari verscheen. Op p.18 van dat rapport staat: 'Overigens was één van de geïnterviewde belangenbehartigers op zich geen tegenstander van enige vorm van standaardisatie op voorwaarde dat in een gestandaardiseerd systeem voldoende flexibiliteit zou zitten en dat bijvoorbeeld ook een differentiatie zou plaatsvinden gelet op het belang van de zaak, maar bijvoorbeeld ook de deskundigheid (al dan niet LSA-lid) van de betrokken belangenbehartiger.37 Noot 37: 'Interview met mr. Peter Langstraat te Rotterdam op 10 september 2007. Deze mening werd door Mr. Langstraat uitdrukkelijk op persoonlijke titel geventileerd en niet in zijn capaciteit als voorzitter van de LSA.' Hier staat dus iets anders dan dat ik als voorzitter van de LSA afspraken wil maken met verzekeraars, als dat al - prof. Faure memoreert dat niet voor niets - NMA-proof zou zijn.

(P.N. Langstraat, advocaat te Rotterdam en voorzitter LSA)

 

Buitengerechtelijke kosten zijn flink gestegen door situationeel monopolie van belangenbehartigers

Bron: PIV-Bulletin 3, april 2008, p. 1-3.

Tekstschrijver: Peter van Steen

Honoraria van advocaten en letselschadebureaus die aan de verzekeraar van de aansprakelijke partij worden doorberekend, zijn in de loop der jaren flink gestegen. Sinds het begin van dit jaar is dat geen vermoeden meer, maar de uitkomst van een onderzoek in opdracht van het PIV. Voor het PIV-Bulletin vroegen we prof. dr. M.G. Faure, bijzonder hoogleraar en wetenschappelijk directeur van het Maastrichts Europees Instituut voor Transnationaal Rechtswetenschappelijk Onderzoek (METRO), naar een toelichting bij de uitkomsten en conclusies van het onderzoek. Faure deed het onderzoek samen met zijn collega's dr. Niels Philipsen (econoom) en dr. Fokke Fernhout (jurist).

"Mijn verwachting is dat advocaten, overige belangenbehartigers en verzekeraars naar aanleiding van ons onderzoek in gesprek zullen gaan om tot een normering van de vergoeding te komen," aldus Michael Faure. "In mijn contacten met belangenbehartigers en verzekeraars heb ik indianenverhalen over afschuwelijke verzekeraars en vreselijke belangenbehartigers gehoord, maar toch ook van beide kanten dat men de huidige praktijk ongelukkig vindt. Iedereen vindt het in zekere zin pervers dat men alsmaar over de buitengerechtelijke kosten aan het bekvechten is, terwijl het debat eigenlijk over de wensen van het slachtoffer zou moeten gaan. Vertegen-woordigers van alle partijen vinden het daarom de hoogste tijd om tot een vorm van regulering te komen."

Betrouwbare uitkomsten

Dat verzekeraars en belangenbehartigers over de buitengerechtelijke kosten bekvechten, vindt Michael Faure op zich niet onbegrijpelijk. Zijn onderzoek heeft immers aangetoond dat de uurtarieven van belangenbehartigers van letselschadeslachtoffers in de periode 2001-2006 met 24 procent zijn gestegen. Dat is meer dan twee keer het inflatiecijfer in die periode (9,79 procent) en eveneens meer dan twee keer het indexcijfer van CAO-lonen (10,82 procent). Deze cijfers zijn gebleken uit de bestudering van 1.043 letselschadedossiers van vijf verzekeraars, te weten AEGON, Delta Lloyd, Fortis/ASR, Univé en ZLM Verzekeringen. Volgens Michael Faure is er geen reden om aan de betrouwbaarheid van de uitkomsten te twijfelen. "We zouden een betrouwbaarheids-probleem hebben gehad als we tussen de vijf verzekeraars enorme verschillen hadden gezien. Dat is echter niet het geval geweest. De data die uit het bestand kwamen, bijvoorbeeld de ontwikkeling van het uurtarief en de verschillen tussen advocaten en niet-advocaten, waren voor de vijf verzekeraars 'à peu près' gelijk. Dat bevestigt dat de wijze van aanlevering van de dossiers behoorlijk correct is geweest." Bij de samenstelling van het bestand werd van de diensten van een onafhankelijk onderzoeksbureau gebruik gemaakt. Dit bureau selecteerde de dossiers volledig 'at random' op grond van dossiernummers.

Relatie met verhaalbaarheid

De forse stijging van de uurtarieven vraagt natuurlijk om een verklaring. Michael Faure: "Gemiddeld werd bij verzekeraars een uurtarief van 185,90 euro gedeclareerd. Het is buitengewoon moeilijk om over de hoogte van dat bedrag als zodanig een algemene normatieve uitspraak te doen. Wel blijft het merkwaardig dat de tarieven in vergelijking met andere beroepsgroepen veel meer zijn gestegen, zonder dat daar duidelijke objectieve redenen of serieuze verklaringen voor zijn. In feite was de starthypothese in ons onderzoek vrij duidelijk. Ik heb daar met diverse economen over gesproken en ik heb er ook rechtseconomische literatuur op nageslagen, maar je hoeft geen groot econoom en ook geen groot gedragsdeskundige te zijn om de situatie te begrijpen. Het is immers duidelijk dat als je jouw kosten bij de verzekeraar van de aansprakelijke partij in rekening kunt brengen, dat dan de prikkels om buitengewoon zuinig te declareren, zeer beperkt zijn. Ook is het duidelijk dat de enige controle die daarop staat, de zogenoemde dubbele redelijkheidstoets, waarschijnlijk onvoldoende is om de verleiding te weerstaan om voor jezelf behoorlijke bedragen in rekening te brengen. De hypothese dat van een dergelijke structuur op zichzelf een kosten-opdrijvend effect zou uitgaan, zeker wanneer er geen andere controlemaatregelen zijn, is daarom vrij waarschijnlijk. Uiteindelijk zeggen wij daarom dat die verhaalsmogelijkheden de meest waarschijnlijke verklaring zijn voor het feit dat die tarieven zo zijn gestegen."

Situationeel monopolie

Aangenomen dat deze verklaring juist is, blijft het een vraag waarom de belangenbehartigers van letselschadeslachtoffers hun tarieven niet veel eerder fors hebben verhoogd. De verhaalbaarheid van buitengerechtelijke kosten was immers al in 1987 door het zogenoemde Drenth-arrest van de Hoge Raad - HR 3 april 1987 (onrechtmatige daad) London and Lancashire/Drenth, NJ 1988, 250 - een feit (en werd in 1992 in artikel 6:96 BW vastgelegd). Michael Faure heeft een drieledig antwoord op de gestelde vraag. "In de eerste plaats weet ik niet of belangenbehartigers dat niet eerder hebben gedaan, want ik heb geen data van voor 2001. In de tweede plaats heeft PIV-directeur Theo Kremer altijd gezegd, en ik denk dat hij daar wel een punt mee heeft, dat het een tijdje heeft geduurd voordat de markt volledig heeft beseft welke mogelijkheden de ontstane situatie gaf. In de derde plaats: het feit of men nu wel of niet al in de jaren negentig de tarieven heeft aangepast, laat onverlet dat die tarieven in de periode 2001-2006 nog eens met 2,5 keer de inflatie zijn verhoogd. Je kunt dan nog steeds zeggen dat dat waarschijnlijk te wijten zal zijn aan het feit dat die kosten bij de verzekeraar van de aansprakelijke partij kunnen worden ingediend. Het probleem is immers dat er niet een of andere competitieve druk bestaat om die kosten te reduceren. Het verwijt van verzekeraars met betrekking tot dit systeem begrijp ik daarom wel. In een normale relatie tussen een rechtsconsulent en een cliënt is er immers een competitieve druk om het uurtarief laag te houden, want er is een concurrentie. In deze situatie bestaat zo'n concurrentie niet. In ons rapport hebben we dat als een situationeel monopolie gekwalificeerd. De belangenbehartiger bevindt zich in een soort van monopoliepositie, want buiten de dubbele redelijkheidstoets kan hij rekenen wat hij wil."

Weerleggingen door belangenbehartigers

Van de zijde van belangenbehartigers is sinds de presentatie van de onderzoeksresultaten naarstig naar weerleggingen van Faure's conclusies gezocht. "In een van mijn gesprekken tijdens het onderzoek werd gesuggereerd, dat de markt een inhaalslag had gemaakt. Een leuk verhaal, maar het verklaart niet waarom de markt dan zes jaar eerder 'en masse' te weinig zou hebben gerekend. Een andere reactie was dat de stijging van het uurtarief zo hoog was, omdat de letselschadebehandeling zo veel complexer was geworden. Nog afgezien van het feit dat wij daar geen objectieve indicaties voor hebben gevonden, zou het alleen maar kunnen verklaren waarom meer uren in rekening zouden worden gebracht en niet waarom het uurtarief is gestegen. Dus ook die reactie vonden wij niet serieus. Vervolgens is ons gezegd, dat men onze hypotheses en verklaringen wel begrijpt, maar dat men in de realiteit toch echt geen lagere uurtarieven gaat berekenen wanneer die niet als buitengerechtelijke kosten op de verzekeraar van de aansprakelijke partij kunnen worden verhaald. We hebben dat deels gecontroleerd, maar we hebben daar geen absoluut betrouwbare gegevens over. Tot slot heeft men ons gesuggereerd om eens naar de tarieven te kijken van de advocaten die de verzekeraars zelf inschakelen. We hebben dat gedaan, maar we beschikken niet over een evolutie in de tijd en weten dus niet wat de eventuele stijging van die tarieven is geweest. Bovendien betreft het bijna altijd advocaten die op bepaalde terreinen uitstekend gespecialiseerd zijn en dus niet bij de goedkoopste bureaus werken. Ik wil absoluut geloven wat degenen die wij hebben geïnterviewd, tegen onze conclusies hebben ingebracht, maar bij gedragswetenschappelijk onderzoek moet je nu eenmaal altijd een verschil maken tussen datgene wat mensen open en eerlijk verklaren aan de ene kant en de data die voor zich spreken aan de andere kant."

Overige uitkomsten

De stijging van de uurtarieven met 24 procent in zes jaar tijd was niet de enige uitkomst van het onderzoek. Daarnaast kwamen er opvallende verschillen aan het licht tussen advocaten en niet-advocaten. Het uurtarief van niet-advocatenkantoren steeg bijvoorbeeld in de onderzochte periode procentueel meer dan het uurtarief van advocatenkantoren. Ook het percentage van de buitengerechtelijke kosten op de totale schade bleek bij niet-advocaten hoger te zijn dan bij advocaten. Dit percentage ligt overigens bij kleinere schadebedragen veel hoger (gemiddeld 86,2 procent bij schades tot 5.000 euro) dan bij hogere schadebedragen (gemiddeld 17,6 procent bij schades boven 25.000 euro). Michael Faure: "Er is dus alle reden om nog eens goed naar die tarieven te kijken. Ook denk ik dat de uitkomsten van dit onderzoek in het huidige debat over het resultaatgerichte beloningssysteem kunnen worden betrokken. Als je het over marktwerking in de letselschadebehandeling hebt, is een van de pijnpunten dat niet-advocaten wel met resultaat-gerichte beloningssystemen mogen werken, bijvoorbeeld met no cure no pay, maar advocaten niet. Dat heeft een belangrijke invloed op de vraag hoe deze markt functioneert. Ook kun je de vraag stellen in hoeverre het voor slachtoffers vooraf voldoende helder is welke tariefstructuren worden gehanteerd. Bij advocaten twijfel ik daar relatief weinig aan, maar bij niet-advocaten ligt dat anders. Ook op dat gebied is er voldoende aanleiding om daar nog eens goed naar te kijken."

Genuanceerde normering

De slotvraag voor Michael Faure is, hoe groot hij de kans acht op een succesvolle normering van de vergoeding van belangenbehartigers. "Dat hangt erg van de inhoud van de normering af," zo zegt hij. "Terugkijkend op de uitkomsten van ons onderzoek zien we eigenlijk twee dingen. In de eerste plaats zien we de relatieve stijging van het uurtarief, maar daarvan kun je misschien nog zeggen dat het geen ramp is. In de tweede plaats merken we dat er over de buitengerechtelijke kosten systematisch gedoe is, hetgeen de letselschadebehandeling negatief beïnvloedt. Vooral die tweede constatering is voor alle partijen een reden om bereid te zijn hieruit te komen. Of men uiteindelijk tot een succesvolle normering kan komen, hangt er vooral van af, zo hebben we in onze interviews van de zijde van de belangenbehartigers gehoord, of het systeem van normering voldoende genuanceerd is. Dat systeem zal een aantal coëfficiënten moeten hebben, waardoor het mogelijk wordt om rekening te houden met bijvoorbeeld de ernst van het letsel, de complexiteit van de zaak, de aard van de gevraagde specialisatie, het aantal jaren ervaring van de belangenbehartiger, het feit of de belangenbehartiger bij een beroepsgroep is aangesloten enzovoort. Aan zulke aspecten zou het systeem op een realistische wijze recht moeten doen. Zou men in die richting een poging doen, dan is er mijns inziens een mogelijkheid om eruit te komen."

Wettelijk of privaatrechtelijk?

Wat de normering betreft, heeft Michael Faure ook de situatie in Duitsland en België in ogenschouw genomen. In Duitsland en ook in België, waar de verhaalbaarheid van het ereloon van advocaten sinds recente rechtspraak van het Hof van Cassatie en nadien wetswijziging mogelijk is, wordt die verhaalbaarheid noodzakelijkerwijs met tarificatie ofwel normering verbonden. In beide landen is duidelijk aangegeven, dat als men de mogelijkheid wil creëren om het honorarium van de advocaat van een winnende partij te verhalen op de verzekeraar van de verliezende partij, dat men dan tot een normering van dat honorarium moet komen. Michael Faure: "In Nederland is nog wel een probleem, en dat is meer dan een detail, dat je voor zo'n normering, indien die niet via wetgeving tot stand komt, eerst nog wel even met de Nederlandse Mededingingsautoriteit moet gaan spreken. De NMa vindt het immers niet prettig als op zo'n manier de markt wordt verdeeld of concurrentiebeperkende afspraken worden gemaakt. Bovendien moet je bij een dergelijke privaatrechtelijke normering niet alleen even langs het concurrentierecht, maar zul je ook de zekerheid moeten hebben dat iedereen mee gaat doen en er dus geen 'free riders' zullen zijn. Wat dat betreft maak ik me zorgen of je met de niet-advocaten een voldoende representatieve groep hebt, die ook als zodanig is georganiseerd en waarmee je afspraken kunt maken. Lukt dat niet, dan is er het risico dat je op enig moment een regulering van bovenaf kunt krijgen, wat altijd minder wenselijk is dan een oplossing door de marktpartijen zelf."

 

4 Declaraties Advocatuur

Kosten voor Rechtsbijstand

voorbeeld: declaratiespecificatie van een advocaat

Afhankelijk van de fase waarin een letselschadezaak zich bevindt spreekt men over buitengerechtelijke kosten respectievelijk proceskosten.

Buitengerechtelijke kosten (oftewel kosten buiten rechte) zijn gericht op de minnelijke fase, zijnde het proces voorafgaande een eventuele dagvaarding. Ongeveer 95% van alle letselschadezaken worden tevens in deze fase afgewikkeld.

Echter, komen de partijen er niet uit dan kan de zaak worden voorgelegd aan de rechter. Alle kosten vanaf de dagvaarding vallen onder proceskosten (oftewel gerechtelijke kosten of kosten in rechte).

Over het gehele traject zijn er kosten voor rechtsbijstand van een rechtsbijstand-verlener, bijvoorbeeld de advocaat. De afgelopen maanden hebben veel slachtoffers contact gezocht met de Vereniging voor Letselschade-Slachtoffers met algemene vragen over declaraties van letselschadeadvocaten. Uiteraard is het belangrijk dat de advocaat u zelf vooraf een uitleg geeft over de manier waarop zijn of haar declaratie zal worden samengesteld. Doorgaans zit het als volgt.

Declaratie advocaat

De declaratie van advocaten bestaat veelal uit de onderdelen honorarium, verschotten, kantoorkosten en BTW.

Honorarium: algemeen

Een advocaat gaat uit van een basis honorarium, een standaard uurtarief. In 2007 lag dit gemiddelde tussen de € 180 en € 225 per uur.

Het is gebruikelijk dat de advocaat een opslag (vermenigvuldigingsfactor) over het basis honorarium toegepast, gebaseerd op het uitgekeerde bedrag. De berekening van het honorarium is dan:

A x B x C, waarin

A = standaard uurtarief advocatenkantoor;

B = aantal in de zaak bestede uren;

C = afgesproken (opslag)factoren.

De vermenigvuldigingsfactoren per hoogte van uitgekeerde bedragen verschillen per kantoor en advocaat. Gewoonlijk hebben deze factoren een bereik van 0 tot 2. Zo kan in een zaak met een uitgekeerd bedrag van € 80.000 bij kantoor X een vermenig-vuldigingsfactor van 1,0 en bij kantoor Y een factor 1,4 worden toegepast. Verder kan een andere belangenbehartiger met minder ervaring werkzaam op kantoor Y een factor 1,2 berekenen.

De advocaat houdt de bestede uren in verrichte werkzaamheden bij. Zodoende kan de advocaat zijn nota onderbouwen met een declaratiespecificatie.

Honorarium: resultaatstarief

Onder resultaatstarief wordt verstaan een tussen advocaat en cliënt afgesproken, bijzonder tarief die afwijkend is van het tarief zoals hierboven beschreven. Het resultaatstarief is gebaseerd op de slaagkans en het eindresultaat. Vooraf wordt afgesproken een minimum- en/of maximumtarief afhankelijk van het uiteindelijk behaalde resultaat. Kosten aan derden worden bij dit tarief meestal volledig in rekening gebracht, ongeacht het resultaat.

Nota bene, het is advocaten verboden te werken op basis van no cure no pay. Het resultaatstarief valt hier niet onder en is in overeenstemming met de regelgeving zoals die door de Orde van Advocaten is opgesteld.

Verschotten

Verschotten zijn door het advocatenkantoor gedane uitgaven ten behoeve van de zaak zoals griffierechten, deurwaarderskosten, reis- en verblijfkosten.

Kantoorkosten

Kantoorkosten zijn verschotten voor algemene kantoorkosten zoals porti, telefoon, telefax, email, fotokopieën en dergelijke. Dergelijke verschotten zijn vaak moeilijk te specificeren, zodoende wordt er meestal een vast percentage (doorgaans tussen de 5 en 7%) van het honorarium berekend.

Declaratie en ontvangsten

De advocaat declareert periodiek bij zijn of haar cliënt, of indien van toepassing direct bij de aansprakelijke partij.

Het is gebruikelijk dat uitkeringen door de aansprakelijke partij worden ontvangen op een derdenrekening; dit is een wettelijk beschermde rekening voor gelden die aan derden toekomen.


 

5 Handige tips IRO

Zelf met een IRO uw re-integratie regelen...

Als u een uitkering van UWV krijgt dan kan UWV u ook helpen wanneer u weer wilt (of moet) werken. Misschien behoort u tot de mensen die graag zelf hun re-integratie willen regelen en ook zelf een re-integratiebedrijf willen selecteren. Dit kan allemaal met een Individuele Re-integratie Overeenkomst (IRO). Als u een IRO wilt, moet u dit aangeven bij UWV. Wie een arbeidsongeschiktheidsuitkering heeft, komt terecht bij een arbeidsdeskundige; met een WW-uitkering komt u bij de re-integratiecoach.

UWV schakelt voor uw re-integratietraject meestal een re-integratiebedrijf in. Een dergelijk bedrijf kan u helpen om aan het werk te komen (te re-integreren) of om meer uren te gaan werken dan u al doet. De hulp bestaat bijvoorbeeld uit sollicitatietraining, loopbaan-, beroepenoriëntatie of andere diensten. Hier enkele tips voor als u zelf uw re-integratie wilt regelen met een IRO. De precieze voorwaarden voor een IRO kunt u bekijken op de website van het UWV (www.uwv.nl/particulieren).

Heeft u ervaring met UWV, IRO of re-integratietraject, dan hoort de VvLS graag van u. Mail uw verhaal naar info@vvls of stuur uw verhaal per post aan de VvLS (Postbus 157, 1000 AD te Amsterdam).

Tip 1. Bedenk of een IRO bij u past

Wanneer u uw re-integratie zoveel mogelijk zelf regelt, kunt u zaken meer in eigen hand houden. Een alternatief is om de hulp in te roepen van een re-integratiebedrijf dat uw re-integratiecoach of arbeidsdeskundige bij UWV voor u uitkiest. Kiezen voor een IRO betekent dus ook dat er meer van u verwacht wordt. U moet zelf een re-integratiebedrijf zoeken en een actieve rol spelen bij het opstellen van een re-integratieplan. Een IRO is dus vooral geschikt voor u, als u bij voorkeur dingen zelf regelt en graag initiatief neemt.

Tip 2. Laat zien dat u actief en gemotiveerd bent

Uw houding en aanpak zijn belangrijk als u een IRO wilt. Laat UWV zien dat u initiatief neemt en gemotiveerd bent. Uw arbeidsdeskundige of re-integratiecoach moet bij een IRO namelijk vooraf beoordelen of u in staat bent om zelf uw re-integratie te regelen. Toch kunt u hem/haar best om advies vragen. U zoekt immers ondersteuning bij uw re-integratieproces. Geef duidelijk aan waar u hulp bij nodig denkt te hebben en waarom.

Tip 3. Zelf regelen betekent niet persé alleen regelen

Vraag UWV-ers dus zeker om advies over uw re-integratie, als u daar behoefte aan heeft. U kunt ook hulp vragen aan andere mensen en organisaties. Zelf uw re-integratie regelen betekent namelijk niet dat u in u eentje uw re-integratie moet regelen. Soms hebben mensen uit uw (directe) omgeving goede adviezen voor u. Ga eens praten met een kennis die werk doet dat u graag zou willen doen. Of probeer erachter te komen wat voor ervaringen lotgenoten hebben, bijvoorbeeld via een (patiënten)vereniging. Enkele professionals en gespecialiseerde organisaties die u verder kunnen helpen, zijn onafhankelijke arbeidsadviseur (www.onafhankelijkarbeidsadviseur.nl), Welder (voorheen Breed Platform Verzekerden & Werk, www.weldergroep.nl) en de Landelijke Cliëntenraad (www.landelijkeclientenraad.nl, kopje Links).

Tip 4. Kies uw re-integratiebedrijf als een kritische klant

Bij het kiezen van een re-integratiebedrijf mag u zich als een kritische klant opstellen. Vergelijk gerust een aantal bedrijven en bestudeer bijvoorbeeld de verschillende tevredenheidspercentages onder klanten. Dergelijke informatie over re-integratiebedrijven vindt u onder meer op www.blikopwerk.nl, kopje Keurmerkbedrijf.

Voor u op bezoek gaat bij een re-integratiebedrijf voor een intakegesprek is het verstandig om zoveel mogelijk informatie te verzamelen. Maak tevens een lijstje met zaken die u wilt vragen of bespreken. Let op: de arbeidsdeskundige of re-integratiecoach van UWV beoordeelt of uw plan de kortste weg naar werk is.

 

6 Nieuws

Raad van State:

'Werkgever is verantwoordelijk bij bedrijfsongeval'

23/02/2007

Bron: www.logistiek.nl

De werkgever is schuldig ook als een werknemer door eigen roekeloos gedrag een arbeidsongeval veroorzaakt. Dat heeft de Raad van State deze week bepaald in een zaak over een ongeval bij een groenteverwerkingsbedrijf. De uitspraak kan gevolgen hebben voor twee heftruckongevallen en een ongeluk in een magazijn met dodelijke afloop.

In het hoger beroep voerde de werkgever aan dat het ongeval was veroorzaakt door een stommiteit van de werknemer en dat hij daarvoor geen boete kon krijgen.

Een voorman raakte namelijk tijdens een experiment enkele vingertoppen kwijt in een transportband. De man wilde met de proef er achter komen hoe het kwam dat een andere werknemer eerder bijna met zijn hand bekneld raakte in de transportband. De Raad van State verwijst nu in haar uitspraak naar het Arbobesluit waarin staat dat schuld of opzet geen rol spelen bij een bedrijfsongeval. De werkgever van het slachtoffer is verantwoordelijk en moet nu alsnog aan de Arbeidsinspectie een boete betalen van in totaal achtduizend euro.

Heftruckongevallen

Deze uitspraak kan ook grote gevolgen hebben voor bijvoorbeeld twee recente heftruckongevallen en een dodelijk ongeval in een magazijn van een kaasfabriek. In het dc van DHL in Beringe raakte een vrouwelijke heftruckchauffeur gewond nadat ze in botsing kwam met een collega heftruckchauffeur. Deze laatste raakte met de voorvork de zijkant van haar heftruck. Door de botsing viel zij van haar heftruck. Bij een tweede ongeval in Heerenveen raakte een heftruckchauffeur gewond nadat een automobilist tegen zijn lading, een grote stalen balk, aanreed. Door de klap viel de balk van de vorken en kantelde de heftruck. De heftruckchauffeur stootte met zijn hoofd hard tegen de cabine en moest met hoofdletsel naar het ziekenhuis.

Dodelijk ongeval

Het dodelijke ongeval vond plaats in een magazijn van een kaasfabriek in Hoogeveen. Een aantal kisten van in totaal enkele duizenden kilo’s, gevuld met kazen, viel door onbekende oorzaak op een magazijnmedewerker. De man was op slag dood. De arbeidsinspectie onderzoekt de drie ongevallen en zal naar alle waarschijnlijkheid de werkgevers hoge boetes opleggen.

No Win No Fee

30/01/2008

Bron: www.deweekkrant.nl

Om slachtoffers met letselschade zonder dure en risicovolle procedures toch hun recht te laten halen, maakt staatssecretaris Albayrak van Justitie het binnenkort mogelijk een advocaat in te schakelen op basis van een no win no fee-constructie, anders dan een no cure no pay-aanpak.

Bij no win no fee bepalen cliënt en advocaat vooraf welk honorarium de advocaat in rekening brengt bij winst van de zaak en welk honorarium bij verlies en dat ook nul zijn. De rekening is altijd gerelateerd aan het aantal uren dat de advocaat aan de zaak heeft besteed.

Vooralsnog gaat het om een experiment met betrekking tot letsel- en overlijdens-schadezaken en de schuldvraag mag vooraf niet vaststaan. De Orde van Advocaten zal alle no win no fee zaken aangemeld krijgen en beoordelen, om te voorkomen dat hiervan misbruik wordt gemaakt.

Onderzoek naar tarieven advocaten

16/07/2008

Bron: NRC Handelsblad

Rotterdam, 16 juli. Advocaten zijn duur, dat vinden ze zelf ook. Althans, dat zou zomaar de uitkomst van het onafhankelijke onderzoek kunnen zijn, dat de Nederlandse Orde van Advocaten gaat doen naar de advocatentarieven in Nederland.

De Orde buigt met het onderzoek voor kritiek over hoge tarieven. "Iedere zichzelf respecterende beroepsgroep moet luisteren naar geluiden uit de samenleving", zegt Willem Dekkers, de deken van de Orde. "Kennelijk maken advocaten hun meerwaarde onvoldoende duidelijk aan burgers en ondernemers."

Uit vrijwel alle onderzoeken blijkt dat particulieren rechtshulp via een advocaat te duur vinden. Het economisch onderzoeksbureau SEO berekende in juni dat een advocaat vier tot zes keer duurder is dan andere juridische dienstverleners.

Het bureau adviseert de dienstverleners te laten concurreren, zodat advocaten gedwongen worden hun tarieven te verlagen. De meeste advocaten rekenen uurtarieven, maar van te voren is vaak voor de particulier onduidelijk hoe lang een advocaat met zijn zaak bezig zal zijn.

Baas betaalt voor ongeval werknemer met eigen auto

10/04/2008

Bron: www.zibb.nl

De werkgever draait op voor de letselschade van een werknemer die onder werktijd een ongeluk krijgt met zijn eigen auto en geen gordel draagt. Dit heeft de Hoge Raad bepaald.

Omdat de werknemer zijn gordel niet droeg, keerde de verzekering slechts 75 procent van de schade uit. De werkgever moest de rest betalen.

Goed werkgeverschap

De Hoge Raad overwoog dat een werkgever uit hoofde van 'goed werkgeverschap' verplicht is te zorgen voor een 'behoorlijke verzekering' van werknemers van wie de werkzaamheden ertoe kunnen leiden dat zij als bestuurder van een motorvoertuig betrokken raken bij een verkeersongeval.

Het is echter onduidelijk wat de Hoge Raad bedoelt met een 'behoorlijke verzekering', schrijven de advocaten Marloes Woerdman en Marco Meijer van het kantoor CMS Derks Star Busmann in Het Financieel Dagblad.

Baas toch de dupe

Het tweetal vindt dat een baas aan zijn werkgeversverplichting voldoet door werknemers financieel in staat te stellen een goede ongevallenverzekering af te sluiten. De meeste verzekeringen vergoeden echter niet de totale schade wanneer een bestuurder geen gordel draagt. De baas kan hier de dupe van worden.

Het lijkt het advocatenduo raadzaam dat werkgevers hun verzekeringspolissen nog eens goed bekijken. 'Standaard ongevallenverzekeringen, die een vast bedrag uitkeren en dus niet de werkelijke schade, zouden de behoorlijkheidstoets door de rechter weleens niet kunnen doorstaan', waarschuwen Woerdman en Meijer.

 

7 De Letsel-Bus

Is er een letselschade thema waar u altijd al meer over wilde weten, kent u iemand met een speciaal verhaal die wij kunnen interviewen of heeft u een oproepje? Stuur De Letsel-Bus uw tips voor een volgend letseljournaal.

Ook al uw vragen of opmerkingen over deze publicatie of één van onze voorgaande letseljournaals delen we graag met al onze lezers.

U kunt contact opnemen met de Vereniging voor Letselschade-Slachtoffers (VvLS) als u wilt reageren op een van de geplaatste Letsel-Bus oproepjes.

Schrijf naar de VvLS, onder vermelding van ‘De Letsel-Bus’, Postbus 157, 1000 AD te Amsterdam, stuur een e-mailtje naar info@vvls.nl of bel 0900-6353538.

Vilans

Vilans is de landelijke kennisorganisatie die werkt aan een betere kwaliteit van leven voor mensen die langere tijd zorg en ondersteuning nodig hebben zoals ouderen, chronisch zieken en mensen met een beperking.

Heeft u een handig product dat nog niet is opgenomen in de databank van de website www.vilatech.nl? Of hebt u een probleem met een bepaalde handeling of activiteit, waar u geen oplossing voor kunt vinden? Meldt het aan bij het Vilatech informatiecentrum: telefoon 030-789.23.45 (bereikbaar op werkdagen van 09.00 - 12.00 uur).

Ingezonden bericht 11 juli 2008

Beste mensen,

Ik ben 18 april jl. betrokken geweest bij een aanrijding waarbij ik in een autobus zat. Er is toen veel op mij afgekomen (nu nog) en het gaat nog altijd slecht met mijn nek en rug.

Over een tijdje komt het schade expertisebureau (ingehuurd door de tegenpartij) bij mij over de vloer. Hoe kan ik mij hier het beste op voorbereiden? Heeft iemand tips? Bijvoorbeeld, hoever mogen ze gaan qua het stellen van vragen? Mijn advocaat heeft inmiddels de materiële schade tot nu toe verhaald, maar ik heb geen idee hoe het nu verder gaat. Omdat ik meer wil weten over mijn rechten en plichten lijkt het me raadzaam om hierover informatie uit te wisselen met anderen. Mijn gegevens zijn bekend bij de redactie.

Met vriendelijke groet,

Een groentje in de letselschade wereld

Ingezonden berichten januari tot juli 2008

Slachtoffers Contrastmiddelen

De Nederlandse Vereniging Slachtoffers Medische Contrastmiddelen is een vereniging van mensen met klachten veroorzaakt door toegediende contrastmiddelen tijdens medisch onderzoek. De NVSMC is geïnteresseerd in persoonlijke ervaringen van slachtoffers door toegediende contrastmiddelen.

Bedrijfsongeval met ernstig letsel

Ik zou graag in contact komen met lotgenoten. Heb jij ernstig letsel door een bedrijfsongeval, neem dan contact met mij op!

Letsel opgelopen tijdens vakantie?

De VvLS komt graag in contact met personen die letsel hebben opgelopen tijdens hun vakantie en die hun schade proberen te verhalen...


 

8 Agenda

Zaterdag 27 september 2008, locatie: De Schakel te Nijkerk

Contactdag Partners Dwarslaesie Organisatie Nederland

Jaarlijks organiseert Dwarslaesie Organisatie Nederland een speciale dag voor partners en mantelzorgers van mensen met een dwarslaesie. Tijdens deze dag kunnen deze partners en mantelzorgers, zonder de aanwezigheid van degene met een dwarslaesie, vrijelijk spreken over hun positieve maar ook negatieve ervaringen met het leven met iemand met een dwarslaesie. De ervaring leert dat deze mantelzorgers veel moed en inspiratie putten uit deze bijeenkomsten.

Meer informatie: www.dwarslaesie.nl

Zondag 5 t/m zaterdag 11 oktober 2008

Collecteweek Nederlandse Brandwonden Stichting

Collecteren neemt meestal slechts enkele uurtjes in beslag. U kunt zelf aangeven in welke buurt of straat u wilt collecteren. Voor en tijdens de collecteweek wordt u uitstekend begeleid door de collecteorganisator bij u in de buurt. Om u te informeren over het reilen en zeilen van de Stichting ontvangt u twee keer per jaar het magazine Collectief. Help nu als collectant de brandwondenslachtoffers in hun strijd tegen de littekens.

Meer informatie: www.brandwonden.nl

 

Vrijdag 21 en zaterdag 22 november 2008, locatie: NBC te Nieuwegein

Congres: Posttraumatische Dystrofie

Nederlandse Vereniging van Posttraumatische Dystrofie Patiënten heeft ter gelegenheid van haar 20-jarig bestaan dit congres georganiseerd, met een informatieve én actieve congresdag voor behandelaars op 21 november en voor patiënten op 22 november.

Meer informatie: www.posttraumatischedystrofie.nl


 

9 Letselschaderaadsvrouw

Heeft u een probleem of vraag waar u zelf niet uitkomt? De VvLS helpt u graag! Schrijf naar: Vereniging voor Letselschade-Slachtoffers, o.v.v. ‘Letselschaderaadsvrouw’, Postbus 157, 1000 AD Amsterdam of stuur een e-mailtje naar info@vvls.nl.

Vraag:

Tijdens mijn werkzaamheden als chauffeur ben ik door een andere vrachtwagen-chauffeur aangereden. Dit ongeval vond twee jaar geleden plaats en heeft geresulteerd in een BI van 25%. De chauffeur is zonder problemen aansprakelijk gesteld. Echter, de aansprakelijke verzekeraar erkent de hoogte van mijn schade niet. Medische klachten van tien jaar terug blijken nu opeens mijn schadebedrag bijna te halveren. En, ik heb het idee dat de verzekeraar nog niet is 'uitonderhandeld'. Direct na het ongeval heeft tevens mijn werkgever zijn verzekeraar op de hoogte gesteld maar uiteindelijk heb ik daar niet veel van vernomen. Via mijn werkgever heb ik een ongevallenverzekering inzittenden. Nu heeft iemand mij recentelijk verteld dat ik veel beter mijn schade kan verhalen via deze verzekeringspolis. Is dit zo?

Antwoord:

De aansprakelijkheidsverzekering van de veroorzaker is een vorm van schade-verzekering. Een aansprakelijkheidsverzekering keert uit wanneer de verzekerde tegenover iemand anders aansprakelijk is voor de schade van die ander.

Een bijzondere verzekering is de schadeverzekering voor inzittenden (SVI). Deze keert niet een som uit bij een bepaalde gebeurtenis (het ongeval) maar vergoed de reële schade die de inzittende van het voertuig lijdt als gevolg van het ongeval. Deze uitkering is onafhankelijk van de schuldvraag.

Een ongevallenverzekering inzittenden valt onder een sommenverzekering. In tegen-stelling tot een schadeverzekering, keert een sommenverzekering bij een gedekte gebeurtenis het vooraf overeengekomen bedrag uit. Sommenverzekeringen zijn verzekeringen waar een persoon is verzekerd; de verzekerde hoeft geen financieel nadeel te hebben of aan te tonen.

Zonder additionele dossiergegevens is het niet mogelijk je vraag eenduidig te beantwoorden. Echter, zonder meer is te stellen dat beide opties tot de mogelijkheden kunnen behoren. Ook kan het zijn dat beide polissen moeten uitkeren. Het is te adviseren om in deze kwestie een adequate beoordeling te laten uitvoeren door je belangenbehartiger, de VvLS of via een second opinion.

 

Bewaarnummer 24 - Augustus 2008